Site-hulpmiddelen

Gebruikershulpmiddelen


Dit is een oude revisie van het document!


Wat is premodern, wat is modern, wat is postmodern?

1. Volgens het woordenboek

Volgens het woordenboek is iets wat modern is ‘hedendaags’, ‘actueel’, ‘nieuw’, ‘bijdetijds’. Moderne mensen zijn dus mensen die bij de tijd zijn, de mode volgen.

Mensen die dat niet doen, noemt het woordenboek ‘traditioneel’ of ‘ouderwets’. Deze lieden hebben geen oog voor wat nu speelt, doen niet mee met de mode. Zij leven volgens “gewoonten”. Gewoonten die moderne mensen ‘aftands’, ‘niet meer van deze tijd’ vinden. Hun leven is premodern. Premodern betekent letterlijk ‘voorafgaand aan het moderne’. Als modern bijdetijds is en premodern niet meer van deze tijd, leven traditionele mensen dus in de ‘tijd van vroeger’.

Het tegengestelde van premodern is postmodern. Letterlijk betekent postmodern ‘dat wat volgt op het moderne’. Het woordenboek spreekt hier over ‘ultramodern’, ‘trendy’, ‘buitensporig modern’. Het postmoderne is dus iets wat zo nieuw is dat het haar tijd nog moet krijgen, dat het pas in de toekomst waargemaakt kan worden.

Uit dit alles kun je dus twee conclusies trekken:

  1. Volgens het woordenboek volgen premodern, modern en postmodern elkaar op in de tijd. Premodern staat voor het verleden, modern voor nu en postmodern voor de toekomst.
  2. Volgens het woordenboek is dit tijdsverloop een onomkeerbaar proces. Het premoderne noemt ze achterhaald, het moderne bijdetijds en het postmoderne trendsettend.

In schema ziet dat er als volgt uit:

2. In de geschiedenis

Ook historici spreken over het premoderne en het moderne. Voor hen zijn dat perioden in de geschiedenis van de westerse cultuur.

De premoderne tijd is voor hen een tijd die achter ons ligt, maar waarvan we nog steeds restanten in onze omgeving bespeuren. De moderne tijd is daarentegen de tijd waarin wij nu leven, de levende tijd.

Over het postmoderne zijn historici minder duidelijk. Dat is immers nog grotendeels toekomstmuziek.

3. Wat is modern?

Waar begint volgens historici de moderniteit, de tijd waarin wij nu leven?

Sommigen zien die tijd al opdoemen in het Europa van de 15e en de 16e eeuw, de tijd van de Renaissance en de Reformatie. In die tijd leggen Copernicus en Galilei namelijk de grondslagen voor een nieuwe wetenschap.

Misschien begint de moderniteit zelfs nog eerder. In de 14e eeuw bijvoorbeeld, bij Willem van Occam, een nominalistische scholasticus die beweert dat de kerkelijke leerstellingen strijdig zijn met het verstand.

De meeste historici zien deze eeuwen echter nog als een overgangsperiode en noemen hen vroegmodern.

In de loop van de 17e eeuw werden de inzichten van de Renaissance verder uitgewerkt. Bacon, Hobbes, Locke, Descartes, Spinoza, Leibniz en andere vroege verlichtingsfilosofen braken met de scholastiek, het denken van de late middeleeuwen, en construeerden een nieuw wereldbeeld. In dit wereldbeeld nemen de mens en zijn verstand een cruciale plaats in. Met behulp van dat verstand kan die mens dan een nieuwe maatschappij tot stand brengen.

De Franse filosofen van de 18e eeuw werken deze denkbeelden nog verder uit en bereidden de Franse Revolutie voor, die met haar “vrijheid, gelijkheid en broederschap” aan de basis ligt van de huidige parlementaire democratieën.

Vanaf die tijd worden de gevolgen van de moderniteit pas goed zichtbaar. De industriële revolutie breekt door. Eerst in het eind 18e-eeuwse Engeland en daarna, in de 19e eeuw, op het Europese vasteland. Een massale trek naar de steden vindt plaats en een stedelijke maatschappij vervangt geleidelijk de oude agrarische samenleving. Mensen voor wie hun dorpje tot dat moment hun hele wereld is, komen in een kapitalistische maatschappij terecht die zijn tentakels over steeds grotere gebieden uitspreidt.

Eind 20e eeuw vindt een nieuwe revolutie plaats. Een revolutie die waarschijnlijk maar weinig plekjes in deze wereld onontdekt zal laten. De digitale revolutie, de revolutie van de computer en het internet, waar wij nu nog middenin zitten.

Inmiddels is er dan al sprake van postmodernisme, maar daarover later meer.

In schema ziet het hele verloop er als volgt uit:

4. Wat is premodern?

Welke periode ging vooraf aan deze moderniteit? In ieder geval de middeleeuwen. Dat is de periode van 500 tot 1500. De periode daarvoor wordt de klassieke oudheid genoemd. Dat is de tijd van de Griekse en de Romeinse beschaving, de tijd waarin de westerse cultuur werd geboren.

Al die tijd was er sprake van een grotendeels agrarische samenleving waarin godsdienst de hoofdrol speelde en het menselijk verstand een bijkomstige rol had.

Toen de moderniteit aanbrak, was het niet meteen afgelopen met deze agrarische samenleving en met de rol van de godsdienst. De overgrote meerderheid van de mensen bleef geloven in God en in de regels en leringen die Hij via het instituut “kerk” aan de samenleving had geschonken.

Pas aan het einde van de 18e eeuw sprak hier en daar iemand uit de elite openlijk over zijn ongeloof. Van serieus atheïsme bij de elite was pas sprake in de 19e eeuw. De vader van dit atheïsme was Feuerbach, die God een projectie van de mens noemde.1)

Dit atheïsme bereikte de massa pas in de 20e eeuw, met name in de tweede helft daarvan, toen de kerken leeg begonnen te lopen.

Zelfs nu, nu vrijwel alle westerlingen een modern leven leiden, zijn er velen die aan hun geloof in God en Zijn wetten vasthouden. Hen zou ik “traditionalisten” willen noemen.

Aan het einde van de 20e eeuw, ontstond het zogenaamde fundamentalisme. “Fundamentalisten” willen terug naar de bron, naar God en Zijn wetten, zonder zich door de “traditionalisten” te laten leiden. Juist omdat zij de traditie grotendeels afwijzen en er slechts uit pikken wat ze kunnen gebruiken, twijfel ik of zij nog premodern kunnen worden genoemd. Eerder zou ik hen postmodern noemen.

Schematisch ziet dat hele verloop er als volgt uit:

5. Wat is postmodern?

Sommige historici zien na de moderne tijd, iets anders opdoemen. Namelijk het postmodernisme.

In de zestiger jaren van de 20e eeuw komt zowel in de kunst als de filosofie een stroming op die zich postmodern noemt. Franse filosofen als Derrida en Lyotard en een Amerikaanse filosoof als Rorty geven fundamentele kritiek op de rol van het verstand in het modernisme.

Dit postmodernisme komt niet uit de lucht vallen. Het is voorbereid door het existentialisme en door de Franse filosoof Foucault. Zowel de postmodernisten als hun voorlopers beroepen zich dan weer op de 19e-eeuwse Duitse filosoof Nietzsche.

In zijn boek “Romantiek” typeert Rüdiger Safranski Nietzsche als een romanticus. Safranski maakt onderscheid tussen de Romantiek als tijdvak en het romantische dat sindsdien als geesteshouding de westerse wereld veroverde. Bij dat laatste deelt hij Nietzsche in.

De Romantiek als tijdvak is een laat 18e-eeuws en begin 19e-eeuws protest tegen de Franse Revolutie. Schiller, August von Schlegel, en andere vroege Romantici hadden gezien wat deze revolutie bewerkstelligde en betwijfelden of mensen met behulp van hun verstand de samenleving konden bouwen die ze voor ogen hadden. Zelf pleitten ze voor een grotere rol van het gevoel en van de individuele mens.

Uit dit alles concludeer ik dat het postmodernisme al bij een 19e-eeuwse romantische elite begon. Aan het einde van de 20e eeuw bereikte het romantische gedachtegoed de jeugdbeweging en aan het begin van de 21e eeuw zijn deze ideeën al zo sterk verspreid dat ze moderniteit zelf in gevaar brengen.

Alles kan samengevat worden in het volgende schema:

Is dit postmodernisme fundamenteel anders dan het modernisme? Ik ben daarvan overtuigd, maar je kunt er ook anders over denken. Velen zien in het postmodernisme slechts een extreme vorm van modernisme. Het postmodernisme is nog in ontwikkeling, dus niemand kan zijn standpunt bewijzen.

6. Verwante documenten