Site-hulpmiddelen

Gebruikershulpmiddelen


Hoe de Bijbel is ingedeeld

1. Inleiding

De Bijbel, het heilige boek van de christenen, bestaat uit twee gedeelten:

  • Het Oude Testament.
  • Het Nieuwe Testament.

Het Oude Testament is het oudste gedeelte en het Nieuwe Testament is het jongste gedeelte.

Het Oude Testament, dat driekwart van de Bijbel beslaat, hebben de christenen gemeenschappelijk met de joden. Het Nieuwe Testament, het overige kwart, wordt alleen door de christenen als onderdeel van de Bijbel geaccepteerd.

Het woord “testament” komt van het Latijnse woord testamentum, wat ‘wilsbeschikking’ betekent. Dat woord gebruikte kerkvader Hiëronymus in zijn Vulgaat als vertaling voor het Griekse woord diatheke, dat ‘regeling, verdrag’ betekent.1)

Het Griekse woord diatheke is op haar beurt een vertaling van het Hebreeuwse woord bərīth, ‘verbond’.

Het gaat hier om een verbond dat God sluit met de mensen. De Bijbel is het boek van dat verbond. Het “Oude” Testament is dan het oude verbond en het “Nieuwe” Testament het nieuwe verbond.

Volgens een oude christelijke visie is het oude verbond het verbond dat God sloot met de joden en het nieuwe verbond het verbond dat God sluit met degenen die in Jezus geloven. Met de komst van Jezus heeft God het oude verbond met de joden vervangen door een verbond met de christenen. Deze visie wordt wel de “vervangingsleer” genoemd.

Het (joodse) Oude Testament is dan hooguit een gebrekkige voorbereiding op het (christelijke) Nieuwe Testament.

Die visie klopt echter niet met de Bijbelse gegevens:

  • Al in Exodus, het tweede boek van het Oude Testament, sluit God een nieuw verbond met de joden.2)
  • Volgens Jeremia, één van de Oudtestamentische profeten, gaat het hier om een verbond waarin God zijn “Wet” in het hart van de joden schrijft.3)
  • Volgens Lucas, één van de Nieuwtestamentische schrijvers, viert Jezus dit nieuwe verbond tijdens het paasmaal met zijn joodse leerlingen.4)

In elk van deze Bijbelteksten is het nieuwe verbond een overeenkomst die God sluit met de joden. In Handelingen, een ander boek van Lucas, maakt God aan een belangrijke joodse volgeling van Jezus duidelijk dat Hij daar nu ook niet-joden voor uitnodigt.5)

Lucas en de andere schrijvers van het Nieuwe Testament brengen geen nieuwe boodschap. Alles wat zij schrijven, ontlenen zij aan het (joodse) Oude Testament. Dat Boek beschouwen ze, net als Jezus zélf, als hun “Heilige Schrift”. Pas veel later zijn hun eígen (Nieuwtestamentische) geschriften daar door de christenen aan toegevoegd. Geschriften die je kunt zien als een (joods) commentaar op het (joodse) Oude Testament.

Om misverstanden te voorkomen, noem ik het Oude Testament op mijn website de “Hebreeuwse Bijbel”. Bij gebrek aan een beter woord blijf ik de term Nieuwe Testament wel gebruiken.

2. Uit welke boeken bestaat de Hebreeuwse Bijbel?

2.1 Drie gedeelten

Volgens de joodse traditie bestaat de Hebreeuwse Bijbel6) uit drie gedeelten:

  1. De Thorah.
  2. De Profeten (in het Hebreeuws de Nevi’īm).
  3. De Geschriften (in het Hebreeuws de Kethoevīm).

De Thorah is de kern van de Hebreeuwse Bijbel, de Profeten vormen de laag daar omheen en de Geschriften vormen de buitenste laag:

Die Hebreeuwse Bijbel is in de eerste plaats een boek van de joden. In het Nieuwe Testament nodigt God echter ook niet-joden uit om in dat boek te geloven. Sindsdien is het een boek van ons allemaal geworden.

2.2. De Thorah

De Thorah bevat al de hele Bijbelse boodschap.

De Thorah bestaat uit vijf boeken. Wij kennen die boeken naar hun Griekse namen. De joden zelf gebruiken daarvoor Hebreeuwse namen:

Als je die boeken in een Nederlandse vertaling leest, lijken ze over gebeurtenissen te gaan die na elkaar in een ver verleden plaats hebben gevonden. Volgens de traditionele joodse Bijbeluitleg is de Thorah echter een tijdloos boek, een boek waarvan alle onderdelen altijd en overal gelden. Je kunt zelfs niet zeggen dat het ene zich eerder afgespeeld heeft dan het andere. Er is ‘geen vroeger of later in de Thorah’.7)

In de Thorah wordt verteld wat de dingen ten diepste zijn.

In de Thorah wordt verteld over ons “diepste zelf”, ons eigenlijke “ik”.

In Genesis 1:26 wordt dat diepste zelf het “beeld van God” genoemd, datgene in ons waarin God Zichzelf weerspiegelt.

In de verhalen van de Thorah wordt dat diepste zelf vooral het “volk Israël” genoemd.8)

In de eerste plaats gaat het hier natuurlijk om het diepste zelf van de joden. Maar, sinds God ons, niet-joden, erbij geroepen heeft, kunnen we het ook ons eigen diepste zelf noemen.

Dat diepste zelf komt voort uit God en gaat weer naar Hem terug. Daar, bij God, was het nog met alles verbonden. Daar kende het een geluk dat wij ons hier nauwelijks voor kunnen stellen. Een geluk dat het eens weer ten deel zal vallen.

In de tussentijd is ons diepste zelf echter in deze wereld. Een wereld waarin tegenover elk iets een tegen-iets staat. In deze wereld is alles gespleten. Daar voelt het zich nooit helemaal thuis. De Thorah beschrijft deze tussentijd. Een tijdspanne die nooit op lijkt te houden.

Het bijzondere is echter dat het diepste zelf ook in deze tussentijd ieder ogenblik weer naar God kan terugkeren. En niet alleen dát, maar ook alles wat we in de gewone wereld zijn, onze psyche en ons lichaam dus.

De Thorah noemt die terugkeer de gang door de woning van God. Deze gang en alles wat daarbij komt kijken, wordt vooral in het middelste gedeelte van de Thorah beschreven.

De Thorah begint met de paradijselijke toestand dat we als beeld nog bij ons origineel, bij God, zijn. Daarna volgt onze verwijdering van God en onze komst in dat wat wij de gewone wereld noemen, een wereld die de Thorah de “woestijn” noemt.

Aan het einde van de Thorah is ook onze woestijnreis ten einde. Dan rest ons alleen nog maar de Jordaan over te steken, dood te gaan.9) Dan zijn we weer bij God terug.

In mijn document de Thorah en de bijbehorende deeldocumenten ga ik uitgebreid op dit alles in.

2.3. De Profeten

Rondom de Thorah staan de Profeten.

De Profeten schrijven hun boeken in een situatie waarin we het gevaar lopen ons contact met God kwijt te raken. Ze wijzen ons op de Thorah en proberen ons weer met God te verbinden.

De Profeten bestaan uit 8 boeken:

2.4. De Vroege Profeten

De eerste vier boeken worden de Vroege Profeten genoemd.

Wij bevinden ons dan in het “beloofde land”. Dit beloofde land is een toestand die zich in onszelf afspeelt. Een toestand waarin we in contact kunnen komen met God. In dit beloofde land voelen we ons thuis, zijn we gelukkig.

We moeten dit land dan echter eerst veroveren. Normaal gesproken is het namelijk bezet door de krachten die ons het geluk misgunnen. De strijd tegen deze krachten wordt geleid door Jozua, de leerling van Mozes. Ze wordt beschreven in het boek dat naar hem genoemd is.

Na dit boek Jozua volgt het boek Richteren. Dit boek begint met de mededeling dat onze verovering van het land niet voltooid is, dat er nog steeds resten van de krachten die ons het geluk misgunnen in het “land” wonen.

Steeds als wij die krachten in ons toelaten, doen ze ons geluk te niet. Dan roepen we tot God en grijpt bij ons in. Richteren spreekt dan over “richters’’ ofwel rechters. Het gaat hier om iets in ons dat de dingen weer rechtzet.

De krachten komen echter telkens weer terug. Tot we, aan het einde van het boek Richteren weer terug bij af zijn. De krachten zijn dan volledig de baas in ons.

In het boek Samuël10) klinkt dan onze roep om een koning, om iets in ons dat het heft in handen kan nemen, dat de chaos waarin we verkeren een halt toe kan roepen.

In dit boek geeft God ons twee koningen:

De eerste koning heet Saul. Saul moet van God strijden tegen Amalek.11) Amalek is datgene in ons dat ons vertrouwen in God kapot wil maken. Saul krijgt echter medelijden met Agag, de koning van Amalek, en laat hem in leven.12) Omdat hij ons daardoor in grote problemen brengt, vervangt God hem door David.

David is Hebreeuws voor “geliefde”. David weet dat God van hem houdt. En omdat hij dat weet kan hij de chaos in onszelf een halt toeroepen.

In mijn document Lodebar vind je meer over Saul en David.

In de eerste hoofdstukken van Koningen13) regeert Davids zoon Salomo over het “land”.

De regering van Salomo is het hoogtepunt van de tijd van de koningen. Onder zijn leiding voelen we ons volmaakt gelukkig. Dat blijkt al uit Salomo’s naam. Die komt van het Hebreeuwse sjalōm, wat ‘vrede, welzijn’ betekent. In Salomo’s tijd liggen alle ondermijnende krachten aan de ketting.

Salomo is ook de bouwer van de tempel, de vaste woning van God in de stad Jeruzalem. Via die tempel kunnen we altijd in contact met God komen.

In Salomo’s nadagen beginnen echter de problemen. Als gevolg daarvan vind na zijn dood een splitsing plaats in het Israëlische rijk. Voortaan is er een “zuidelijk rijk” waarin we nog naar de tempel kunnen gaan en een “noordelijk rijk” waarin die tempelgang vervangen is door een gang naar twee beelden die wijzelf van God gemaakt hebben.

Het gaat hier om een splitsing die in onszelf plaatsvindt. De splitsing tussen een gebied waarvan wij ons van niets bewust zijn en een plek waar wij ons van alles bewust zijn.

Het gebied van het onbewuste is het “zuiden” en het gebied van het bewuste is het “noorden”.

In de Bijbel heeft alles een betekenis, dus ook de windrichtingen. Leven in het “zuiden” betekent dat wij diep van binnen weet hebben van God en Zijn wereld, maar ons daar niet bewust van zijn. En leven in het “noorden” betekent dat we denken dat we alles weten, maar juist van God en Zijn wereld geen flauw benul hebben.

In het boek Koningen wordt het zuidelijke rijk geleid door de stam “Juda” en het noordelijke rijk door de stam “Efraïm”.

In de eerste hoofdstukken van Numeri, het vierde boek van de Thorah, krijgen Juda, Efraïm en de andere Israëlische stammen een windrichting toebedeeld. Juda staat daar in het oosten en Efraïm in het westen. In het oosten gaat de zon op. Dat is het gebied van de blijdschap. In het westen gaat de zon onder. Dat is de kant van de droefheid. Bij Juda overheerst daarom de hoop dat alles goed komt en bij Efraïm het gevoel dat alles mis zal gaan.14)

Het noordelijke rijk, het rijk dat geleid wordt door Efraïm, gaat het eerst voor de bijl. Het wordt aangevallen door Assur. Assur betekent ‘geluk’. Het gaat hier niet om het geluk waar ik eerder over schreef. Dát geluk had te maken met de aanwezigheid van God. Assurs geluk is daar juist een placebo voor. Assurs geluk haalt ons weg uit het “beloofde land”, uit de situatie waarin contact met God mogelijk is.

Ons bewustzijn raakt dan God kwijt.

Het zuidelijke rijk, ons onbewuste, blijft dankzij de Bijbelse koning Hizkia nog een tijd gespaard. Na Hizkia’s dood gaat het echter ook in dat rijk bergafwaarts. De latere koning Josia probeert het tij nog te keren, maar dat mislukt.

Het wordt aangevallen door Babel. Babel is verwant met Balàl, wat ‘verwarren’ betekent. Die “verwarring” haalt ons weg uit het “beloofde land”, uit de situatie waarin contact met God mogelijk is.

Ons onbewuste raakt dan ook God kwijt.

Zowel onze psyche als ons diepste zelf bevinden zich nu in een vreemde, vijandige omgeving. De Bijbel noemt dat “ballingschap”.

2.5. De Late Profeten

De volgende vier boeken worden de Late Profeten genoemd. Zij waarschuwen ons voor de naderende ballingschap en begeleiden ons als die ballingschap zich begint te voltrekken.

De eerste drie boeken zijn de Grote Profeten, ofwel Jesaja, Jeremia en Ezechiël.

Volgens Friedrich Weinreb staat Jesaja aan de kant van Juda, de kant van de blijdschap. In Jesaja’s tijd wordt het noordelijke rijk door Assur in ballingschap gevoerd, maar blijft het zuidelijke rijk in het “beloofde land”. Jesaja verwacht de komst van een nieuw vrederijk, een rijk dat geleid zal worden door een nieuwe “Salomo”, namelijk de Messias.

Jeremia staat echter aan de kant van Efraïm, de kant van de droefheid. In Jeremia’s tijd wordt het zuidelijke rijk door Babel in ballingschap gevoerd. Jeremia lijdt daar sterk onder.

Ezechiël komt van Levi. Volgens de Thorah brengen de Levieten ons naar de woning van God. Ezechiël hoort bij de eerste ballingen in Babel. In zijn boek spreekt hij over het herstel van het ongedeelde Israëlische rijk en over een nieuwe woning van God. Ons onbewuste en ons bewuste zijn dan weer één. Gezamenlijk kunnen ze weer in contact komen met God.15)

Het vierde boek van de Late Profeten is een bundel van twaalf boekjes. Ze heten de Kleine Profeten:

De Grote Profeten spreken meer over de kern en de Kleine Profeten meer over de buitenkant.

De Grote Profeten treden alleen in het zuidelijke rijk op en de Kleine Profeten ook in het noordelijke rijk. De drie laatste Kleine Profeten treden op als een deel van het zuidelijke rijk, van ons onbewuste, weer terugkeert naar het “beloofde land” en een nieuwe tempel, een nieuwe woning van God, bouwt.

2.6. De Geschriften

Rondom de Profeten staan de Geschriften.

De Geschriften zijn geschreven in de toestand van de “ballingschap”, de toestand waarin wij alleen maar uit kunnen gaan van wat er in onze psyche omgaat. Met die psyche kunnen we God en Zijn wereld niet kennen. We kunnen er alleen in geloven. De Geschriften zijn geschreven door wijze mensen die dat geloof in ons proberen te versterken.

De Geschriften bestaan uit elf boeken:

De eerste drie boeken zijn Psalmen, Spreuken en Job. Samen heten zij de “boeken van de waarheid”.

Het Hebreeuwse woord voor “waarheid” is èmèth. De eerste letter van dat woord is een alèf, de tweede een mēm en de derde een thaw. De alèf is de eerste letter van Ijov, de Hebreeuwse naam van het boek Job. De mēm is de eerste letter van Mislei, de Hebreeuwse naam van het boek Spreuken. En de thaw is de eerste letter van Thəhilīm, de Hebreeuwse naam van het boek Psalmen.

Job gaat over de vraag waarom we in ons leven zoveel ellende meemaken. In dat boek loopt die vraag zo hoog op, dat alleen Gods eigen antwoord ons nog maar tevreden kan stellen.16)

Spreuken laat ons zien hoe ons leven volgens de Thorah er in de praktijk van alledag uitziet.

In de Psalmen zingen we over alles wat we in dit leven meemaken. Al zingend brengen wij die dingen bij God. Deze liederen vormen de kern van de joodse synagogedienst en de christelijke kerkdienst.

Samen laten die boeken zien wat een leven volgens de “waarheid” in de tijd van de “ballingschap” inhoudt.

De volgende vijf boeken worden de “vijf feestrollen” genoemd. Zij horen elk bij een Bijbels feest dat ons in contact brengt met God.

Hooglied hoort bij Pèsach, het feest dat christenen “Pasen” noemen. Ruth hoort bij Sjavoe’oth, het feest dat christenen “Pinksteren” noemen. Klaagliederen hoort bij Tisj’ah bə-av, de herdenkingsdag van de verwoesting van de tempel. Prediker hoort bij Soekōth, het Loofhuttenfeest. En Ester hoort bij Poerim.

De schrijvers van de “feestrollen” laten ons zien wat die feesten met ons leven te maken hebben.

Het negende boek heet Daniël. Dat gaat over de “eindtijd”, de tijd waarin alles naar zijn einde loopt, de tijd waarin de dingen zo uitzichtloos zijn dat alleen God zelf er nog maar iets aan kan doen.

De laatste twee boeken horen bij elkaar. Dat zijn de boeken Ezra17) en Kronieken.18)

Ezra gaat over de terugkeer van een deel van de ballingen naar het “beloofde land” en over de bouw van een nieuwe tempel in Jeruzalem. Van de glans van het oude rijk is echter weinig over. Ezra gaat over hoe je in je eigen kleine leven in contact kunt blijven met God.

Kronieken is de voorgeschiedenis van Ezra. Kronieken begint met Adam, de eerste mens van de Bijbel.

In de Hebreeuwse tekst is de eerste letter van het woord Adam groter geschreven, om het belang ervan te onderstrepen. Deze letter is een alèf. De getalswaarde van de alèf is 1. De 1 staat voor de éénheid, voor de wereld van God. Kronieken begint dus met een mens die verbonden is met de wereld van God.

Het boek eindigt met het woord ja’àl, wat ‘hij is bezig met opstijgen’ betekent. “Opstijgen” is het Bijbelse woord voor de gang naar de woning van God. Aan het einde van Kronieken is er dus weer een terugkeer van de mens naar God, net als in de Thorah.

Hiermee eindigt ook de Hebreeuwse Bijbel.

2.7. De samenstellers

Op het eerste gezicht lijkt de Hebreeuwse Bijbel op een verzameling van de meest uiteenlopende boeken.

Als je er dieper in graaft, merk je dat het een éénheid is, een netwerk waarin alles naar alles verwijst. Er is namelijk maar één echte Bijbelauteur, God Zélf. Daarom wordt de Hebreeuwse Bijbel ook wel het “Woord van God” genoemd.

De samenstellers van dat Woord zijn echter mensen. In het traktaat Bava Batra 14b-15a van de Talmoed worden de volgende namen genoemd:

Met deze mededelingen wil de Talmoed ons iets duidelijk maken over de Bijbelboeken en de verbanden daartussen.

De Thorah, de kern van de Hebreeuwse Bijbel, is volgens de Talmoed samengesteld door Mozes. Om die kern op te kunnen schrijven, heeft God hem heel diep geïnspireerd.19)

Op een minder diep niveau heeft Mozes het boek Job samengesteld. Volgens de joodse traditie was Job één van de drie wijzen die de Farao raad gaven over wat hij met het kind Mozes moest doen. Als hij het in leven zou laten, zou de wereld ten onder gaan, maar als hij het zou doden, zou er geen verlossing mogelijk zijn. Jitro20) koos voor de eerste optie, Bileam,21) koos voor de tweede optie, maar Job bleef twijfelen. Het boek Job gaat over die twijfels.22)

De volgende samensteller is Jozua, de leerling van Mozes. Volgens de Talmoedpassage schreef hij de verzen in de Thorah die over de dood van Mozes gaan.23) Daarnaast stelde hij het boek Jozua samen, het boek over de verovering van het “beloofde land”.

De derde samensteller is Samuël. In de Bijbel is hij degene die de eerste twee koningen van Israël heeft aangesteld:

  • Saul, de koning uit Benjamin, een stam aan de westkant.
  • David, de koning uit Juda, een stam aan de oostkant.

Volgens de Bijbelse symboliek is het westen de kant van de droefheid en het oosten de kant van de blijdschap. Sauls leven is getekend door die droefheid en Davids leven is getekend door die blijdschap. Saul is jaloers op de successen van David. Hij probeert hem te doden, zodat hij geen koning in zijn plaats kan worden.24)

Het leven van Saul en David is beschreven in het boek dat wij kennen als 1 en 2 Samuël. Volgens de Talmoedpassage is Samuël de samensteller van dit boek.25) Ook het boek Richteren is van Samuël. Richteren gaat over de tijd dat er nog geen koning was.

Behalve deze profetische boeken stelde Samuël ook de feestrol Ruth samen. De hoofdpersoon van de feestrol is een Moabitisch weduwe die Ruth heet. Zij is Davids overgrootmoeder. Ruth gaat dus over het voorgeslacht van David.

Aan David zélf wordt het boek van de Psalmen toegeschreven. David was een musicus. In 1 Samuel 16:14-23 staat dat hij op een harp speelde om de boze geest die Saul plaagde weg te jagen.

Volgens de joodse traditie hing David zijn harp voor hij ging slapen bij het open venster. ’s Nachts speelde de wind met de snaren. Als David wakker werd, herinnerde hij zich de melodie die de wind gemaakt had en schreef de daarbij behorende Psalm op.26)

Er zijn ook Psalmen die niet van David zijn. Die zijn van één van de 10 “oudsten”, namelijk Adam, Melchizedek, Abraham, Mozes en de musici Heman, Jedoetoen, Asaf en de drie zonen van Korach.

Davids zoon is Salomo. Salomo is de grootste koning van Israël. Pas veel later kwam er nog zo’n koning, namelijk Hizkia. Volgens de joodse traditie was deze Hizkia zelfs een kandidaat om de Messias te worden.

Hizkia stelde de drie boeken samen die aan Salomo worden toegeschreven, namelijk Spreuken, Prediker en Hooglied. Volgens de 2e eeuwse kerkvader Origenes geeft deze wijze koning ons hier in drie fasen onderricht:27)

De eerste fase van Salomo’s onderricht is het boek Spreuken. Het hoofddeel van dit boek, hoofdstuk 10:1 t/m 22:16, bestaat uit 375 spreuken.28) Dit is de getalswaarde van het Hebreeuwse woord voor Salomo.29) Salomo betekent ‘vrede’. Salomo leert ons hier dus hoe wij in vrede met onszelf en onze omgeving kunnen leven.

De tweede fase van Salomo’s onderricht is het boek Prediker. Volgens de joodse traditie schreef Salomo dit boek nadat hij zijn koningschap kwijtraakte. Een boze geest die bij Salomo’s troon aan de ketting lag, had hem gesmeekt of hij Salomo’s koningsring eventjes vast mocht houden. Salomo had medelijden met hem gekregen en hem de ring overhandigd. Zodra de geest de ring in handen had, wierp hij hem in het water en ging in de gedaante van Salomo op de troon zitten. Salomo zelf werd door niemand meer als koning herkend. Zijn koningschap was verleden tijd.30) In de Bijbeltekst staat daarom dat Salomo koning wás.31)

In die toestand schrijft Salomo het boek Prediker. Alles wat hij denkt en doet is nu zinloos. ‘IJler, dan ijl’, schrijft hij in zijn boek, ‘alles is ijlheid’.32) In Prediker leert Salomo ons wat er gebeurt als we het koningschap over ons leven kwijtraken.

De derde fase van Salomo’s onderricht is het boek Hooglied. In dit boek beschrijft Salomo de liefde tussen hemzelf en zijn geliefde Sjoelàmīth. Het woord Sjoelàmīth komt net als het woord Salomo van de stam sjalōm, wat ‘vrede’ betekent. Met zijn geliefde heeft Salomo ook zichzelf gevonden.

In Hooglied openbaart Salomo ons het allerhoogste. Zowel de joden als de christenen beschouwen dit boek als iets uitzonderlijks. Volgens hen gaat het hier over de Goddelijke liefde.

Elk van deze drie boeken wijzen boven Salomo uit naar de Messias.

Ook Jesaja, het andere boek dat Hizkia samenstelde, gaat over de Messias. Heel bekend zijn de passages over de lijdende dienaar van God. De indrukwekkendste is wel Jesaja 53.

Bij de profeet Jeremia is er van een Messiasverwachting weinig over. De enige goede koning in zijn tijd was koning Josia, maar die kon het tij niet meer keren.

Volgens de Talmoedpassage stelde Jeremia twee boeken samen:

  • Zijn eigen boek Jeremia.
  • Het boek Koningen, dat wij kennen als 1 en 2 Koningen.

Beide boeken eindigen met de ondergang van het zuidelijke rijk. In Klaagliederen betreurt Jeremia de verwoesting van de tempel.

Ezechiël en het Boek van de 12 kleine profeten zijn samengesteld door de Mannen van de Grote Vergadering. Dat is een instantie van wetgeleerden die Ezra heeft opgericht. Behalve Ezra en Nehemia horen daar ook de hogepriester uit die tijd en de laatste drie kleine profeten bij.

Deze mannen stelden ook de feestrol Ester en het boek Daniël samen. Beide boeken spelen zich af in de diepste ballingschap. Zelfs de namen van de joodse hoofdpersonen worden daarin ontjoodst.33)

In het boek Ester worden de joden met uitroeiing bedreigt door Haman, een nakomeling van Agag, de koning van Amalek.34)

In het boek Daniël worden de joden belaagd door steeds grimmigere wereldmachten.

In beide boeken treedt God als redder op.

Ezra, de oprichter van de Grote Vergadering, stelde met medelid Nehemia nog de boeken samen die wij kennen als Ezra, Nehemia en 1 en 2 Kronieken.

3. Uit welke boeken bestaat het Nieuwe Testament?

3.1 Een woord van vlees en bloed

Het Nieuwe Testament wordt alleen door christenen als een onderdeel van de Bijbel geaccepteerd. De orthodoxe joden wijzen het af. Toch zijn de schrijvers van het Nieuwe Testament op één na allemaal joden.35)

De hoofdpersoon van het Nieuwe Testament is Jezus. De schrijvers van het Nieuwe Testament geloven dat in hem alle lijnen van de Hebreeuwse Bijbel samenkomen. Johannes, één van hen, noemt Jezus het vlees en bloed geworden spreken, het belichaamde Woord van God.

Volgens Johannes kun je de Hebreeuwse Bijbel dus beschouwen als de “ziel” van Jezus en kun je Jezus beschouwen als het “lichaam” van de Hebreeuwse Bijbel.

Het Nieuwe Testament, het boek over het leven en de betekenis van Jezus, kun je dan zien als een commentaar op de driedelige Hebreeuwse Bijbel.

Schematisch ziet dat er als volgt uit:

Dat commentaar, dat Nieuwe Testament, is voor iedereen bedoeld. Daarom is het niet in het Hebreeuws geschreven, maar in het Grieks, de omgangstaal van de toenmalige wereld.

Het Grieks van het Nieuwe Testament is echter geen klassiek Grieks. Het is eerder Grieks van mensen die in het Hebreeuws denken.36)

Het Nieuwe Testament is geschreven door joden die het gedachtegoed van hun Hebreeuwse Bijbel uit willen leggen aan in het Grieks denkende mensen.

3.2. Het Evangelie

De kern van het Nieuwe Testament is het “Evangelie”.

Het Griekse woord voor “evangelie” is euangèlion, wat ‘goede boodschap’ betekent. Euangèlion is verwant met angelos, wat ‘engel’ betekent. In de Bijbel is een engel iemand die een boodschap van God brengt. Het Evangelie is dus een goede boodschap van God aan de mensen.

Het Hebreeuwse woord voor “goede boodschap” is bəsorah. Bəsorah is verwant aan basar, wat ‘vlees’ betekent. Het Evangelie is dus Gods goede boodschap in vlees en bloed. En dat is precies wat Jezus is. Hij is namelijk de belichaming van het Woord van God.

Het Evangelie is dus Jezus zelf.

Dat Evangelie is op vier manieren beschreven. Namelijk op de manier van Matteüs, Marcus, Lucas en Johannes. Volgens de christelijke traditie zijn Matteüs en Johannes apostelen en Marcus en Lucas leerlingen van apostelen.37)

De namen van de evangelisten zijn ook de namen van hun boeken, de evangeliën:

Als je de evangeliën voor het eerst doorleest, valt je waarschijnlijk op dat de eerste drie qua vorm en inhoud sterk op elkaar lijken.

In de inleidende hoofdstukken verschillen ze van elkaar, maar daarna vertellen ze alle drie een verhaal in drie etappes:

  1. Jezus’ rondreis door Galilea, het noordelijke gedeelte van het beloofde land, om mensen te genezen en te reinigen en hen te vertellen over het aanbrekende koningschap van God.
  2. De tocht van Jezus en zijn leerlingen naar het zuidelijker gelegen Judea, naar Jeruzalem, de stad waar Gods woning staat, om Pèsàch te vieren, het feest dat christenen ”Pasen” noemen.
  3. Jezus’ intocht in Jeruzalem, de Paasviering met zijn leerlingen, zijn direct daarop volgende gevangenneming, veroordeling en kruisiging en het gebeuren dat de Bijbel Jezus’ opstanding noemt.

Pèsàch, Pasen, is bij dit alles het centrale gegeven:

De eerste etappe is de fase waarin Jezus mensen die volgens de Thorah niet in Gods woning mogen komen, geschikt maakt om met hem die woning te kunnen bezoeken.38)

De tweede etappe is de fase waarin Jezus daadwerkelijk samen met hen naar Gods woning reist om daar het Paasfeest te vieren.

De derde etappe is de fase van de Paasviering zelf, een viering die Jezus in verband brengt met de dingen die hem nog zullen overkomen.

Pasen is de herdenking van de verlossing van de joden uit een onderdrukkende situatie, zoals die in het boek Exodus beschreven wordt.39) Jezus betrekt dit feest op zichzelf. Hij ervaart zijn leven, zijn dood en de toestand na zijn dood als een verlossend gebeuren.

Het verhaal van Jezus is dus het verhaal van Pasen.

Pasen staat ook centraal in het evangelie van Johannes, toch is de opbouw van dat evangelie heel anders dan die van de andere drie evangeliën:

  • In Johannes spreekt Jezus niet over het naderende koningschap van God, zoals de andere evangeliën, maar over zichzelf.
  • In Johannes zoek je vergeefs naar de verhalen over de genezingen waar de andere evangeliën vol van staan. Jezus doet daar slechts zeven wondertekens.
  • In Johannes gaat Jezus meerdere malen heen en weer tussen Galilea en Judea. In de andere evangeliën is er sprake van één reis.

Met Pasen geeft Jezus, het vlees en bloed geworden Woord, zichzelf aan ons. Als wij daaraan deelnemen, worden wij verlost.

In de traditionele kerken wordt dat verlossingsgebeuren elke zondag gevierd. De orthodoxen noemen deze viering de Goddelijke Liturgie, de katholieken noemen het de Eucharistie en de protestanten noemen het het Avondmaal.

3.3. Vier wezens

In de christelijke kunst worden de evangelisten elk afgebeeld met een bijbehorend wezen. Matteüs wordt afgebeeld met een mens, Marcus met een leeuw, Lucas met een rund en Johannes met een adelaar.

Deze afbeeldingen zijn ontleend aan Ezechiëls visioen van de troon van God. Deze troon wordt gedragen door wezens die eruit zien als mensen, leeuwen, runderen en adelaars.40) Die wezens brengen God op de plaats waar Hij iets uit wil spreken.

De evangeliën worden hier dus beschouwd als voertuigen voor het Woord van God.

Kerkvader Hiëronymus beschrijft de wezens uit Ezechiëls visioen als volgt:

Ze houden elkaar vast en zijn met elkaar verstrengeld, ze draaien rond als het ene rad in het andere en gaan daarheen waar de adem van de Geest hen voert’.41)

Net als de wezens zijn ook de evangeliën onlosmakelijk met elkaar verbonden.

In het nieuwtestamentische boek Openbaring krijgt de apostel Johannes ook een visioen over Gods troon.42) Midden in die troon ziet hij een lam staan. Dat lam is het paaslam, dat Johannes identificeert met Jezus, de belichaming van het Woord van God.43) Rondom die troon met dat lam staan vier wezens, die respectievelijk lijken op een mens, een leeuw, een rund en een adelaar.

Zo staan ook de evangelisten rondom Gods vlees en bloed geworden Woord. Elk van de evangeliën vormt daar een kant van.

Kerkvader Augustinus heeft een iets andere symboliek als zijn collega Hiëronymus. Volgens hem hoort de leeuw bij Matteüs en de mens bij Marcus.44) Persoonlijk vind ik dat een betere indeling.

3.4. Vier kanten

Friedrich Weinreb koppelt de vier wezens aan de windrichtingen uit de eerste hoofdstukken van het boek Numeri. De leeuw plaatst hij in het oosten, de mens in het zuiden, het rund in het westen en de adelaar in het noorden.45) Elk van deze windrichtingen heeft een eigen betekenis.46)

Als je de gegevens van Augustinus en Weinreb combineert, ziet dat er als volgt uit:

Elk van de evangeliën heeft nu dus een eigen plek met een eigen betekenis.

Het evangelie van Matteüs staat in het oosten. Het oosten is in Numeri de kant van de stam Juda, de stam van de dynastie van David. Uit die dynastie zal uiteindelijk de Messias voortkomen.

Op die komst is Matteüs’ geslachtsregister van Jezus gericht.

Dat register telt 3 x 14 namen. “14” is de getalswaarde van het Hebreeuwse woord voor David.47) En “3” is de getalswaarde van de Hebreeuwse letter gimmel, die staat voor de weg die afgelegd moet worden om een doel te bereiken. Het register eindigt met de 41e naam, Jezus. Daarna zegt Matteüs dat deze Jezus “de Christus” genoemd wordt.48) “De Christus” is de 42e naam. Daarmee is het doel van Davids geslachtslijn bereikt.

Tegenover het evangelie van Matteüs staat in het westen het evangelie van Lucas. Het westen is in Numeri de kant van de stam Efraïm.

Efraïm is één van de twee zonen van Jozef. In de Bijbel is Jozef degene die de verleiding weerstaat om het kwade te doen. De joodse traditie noemt hem daarom Adam Qadmon, de ‘oorspronkelijke mens’, de mens zoals God hem bedoeld heeft.49)

In Lucas’ geslachtsregister van Jezus komt de naam “Jozef” driemaal voor. Het register gaat terug naar Adam, de eerste mens, die gezwicht is voor de verleiding om het kwade te doen.50)

Het register gaat echter nog verder terug, namelijk naar God zelf. Daarmee schetst Lucas Jezus als de oorspronkelijke mens, de mens die terugkeert naar zijn eigenlijke Oorsprong. Jezus is hier dus de zoon van God, de mens zoals God hem bedoeld heeft.

In het zuiden staat het evangelie van Marcus. In dat evangelie vind je geen geslachtsregister van Jezus. Marcus begint meteen met Jezus’ doop in de Jordaan en met God die Jezus Zijn “geliefde zoon” noemt51)

Ook Matteüs en Lucas vertellen daarover.

In het evangelie van Marcus verbiedt Jezus echter iedereen die iets raaks zegt over hem om dit openbaar te maken. In de theologie wordt dat met een Duits woord het “Messiasgeheimnis” genoemd. Pas aan het einde van het evangelie zegt Jezus tegen de hoogste joodse religieuze leider van zijn tijd onomwonden wie hij is. Die is daar zo ontzet over dat hij hem ogenblikkelijk de doodstraf geeft.52)

Het “Messiasgeheimnis” past goed bij de plaats waar Marcus staat. Dat is namelijk het zuiden, de plek van het onbewuste.

In het evangelie van Marcus zeggen veel mensen intuïtief dingen over hem die helemaal raak zijn. Als ze echter over hem gaan redeneren, snappen ze niets van hem. Zelfs de apostelen hebben dan geen flauw idee wie Jezus is.

Tegenover Marcus staat in het noorden het evangelie van Johannes. Het noorden is de plek van het bewuste.

In Johannes spreekt Jezus steeds openlijk uit wie hij werkelijk is. Die uitspraken worden de “ik-ben” teksten genoemd. Jezus’ toehoorders vatten deze uitspraken echter te letterlijk op. Daarmee slaan ze de plank helemaal mis.

Toch is de waarheid altijd heel dichtbij. Juist Johannes doet de uitspraak over het Woord dat vlees en bloed geworden is. In Jezus is Gods boodschap lijfelijk aanwezig.

Elk van de evangeliën laat Jezus van een specifieke kant zien. Die specifieke kant komt ook in de andere evangeliën ter sprake, maar minder nadrukkelijk.

3.5. De rest van het Nieuwe Testament

Na de evangeliën komt de rest van het Nieuwe Testament. Die rest bestaat uit het boek Handelingen, eenentwintig brieven en het boek Openbaring:

Het boek Handelingen is een vervolg op het evangelie van Lucas.

Dat evangelie eindigt met de opname van Jezus in de wereld van God, een wereld die wij ons hier niet voor kunnen stellen. Vlak voor hij weggaat, drukt hij zijn achterblijvende leerlingen op het hart om in Jeruzalem te wachten op de Geest van God, die hen kracht zal geven om zijn werk voort te zetten.53)

Op Pinksteren, de vijftigste dag na Pasen, worden de apostelen vervuld met de Heilige Geest,54) die hen in staat stelt het evangelie van Jezus uit te dragen. Niet voor niets heet het boek Handelingen daarom voluit Handelingen der apostelen.

In het eerste deel van het boek is Petrus de belangrijkste apostel en in het tweede deel Paulus. Die laatste komt tenslotte als gevangene aan in Rome, de stad van de Romeinse keizer. Ondanks zijn gevangenschap kan hij het evangelie van de joodse koning, de Messias, ongehinderd vertellen.55)

Na het boek Handelingen volgen eenentwintig brieven. In die brieven zetten apostelen uiteen wat het evangelie voor ons betekent. Die brieven behandel ik in de volgende paragraaf.

Het Nieuwe Testament sluit af met het boek Openbaring. Dat boek gaat over de verschijning van Jezus in de wereld waarin wij hier en nu leven. Openbaring is sterk verwant met een boek als Daniël. Het is geschreven door de apostel Johannes, dezelfde die ook een evangelie en drie brieven schreef.

3.6. De brieven

Tweederde van de Nieuwtestamentische brieven zijn van Paulus en de rest van andere apostelen.

In al onze vertaalde Bijbels komen Paulus’ brieven het eerst. Kerkvader Athanasius plaatst in punt 4 van zijn 39e Paasbrief echter de brieven van de andere apostelen voorop. Dit is de oudst bekende indeling van de Nieuwtestamentische brieven. Van die volgorde ga ik hier uit.

De eerste brief is dan de brief van Jakobus. Volgens de christelijke traditie is Jakobus een broer van Jezus en de leider van de joods-christelijke gemeenschap in Jeruzalem.56)

De volgende twee brieven zijn van Petrus. De naam Petrus is verwant met het Griekse woord petra, wat ‘rots’ betekent. Volgens het evangelie van Matteüs noemt Jezus Petrus de rots waarop hij zijn gemeenschap bouwt.57) Petrus wordt dan ook gezien als de leider van de hele christelijke gemeenschap.

De volgende drie brieven zijn van Johannes, de schrijver van het vierde evangelie.

Daarna volgt nog de brief van Judas, net als Jakobus een broer van Jezus. Deze brief is qua inhoud sterk verwant met de tweede brief van Petrus.

Daarna komen de brieven van Paulus. In tegenstelling tot de andere apostelen heeft Paulus zich vooral gericht op de niet-joden.

Volgens het boek Handelingen heette hij eerst Saulus. Saulus is een vergrieksing van de naam Saul. Saul is de naam van de koning die aan David voorafging en hem uit de weg wilde ruimen.

Saulus zelf was een vervolger van de christelijke gemeenschap, tot Jezus, de zoon van David, aan hem verscheen en hem vroeg waarom hij hem vervolgde.58) Na deze verschijning werd Saulus een enthousiaste verkondiger van Jezus’ evangelie. Met name niet-joden had hij daarbij op het oog.

Zo gauw Saulus het evangelie begint te verkondigen, noemt Lucas hem Paulus. De “p” komt dan in zijn naam. De Hebreeuwse letter “p” is de . Het beeld van deze is de mond. Paulus’ mond wordt geopend. God stelt hem in staat om Zijn boodschap te verspreiden.

Kerkvader Athanasius rangschikte Paulus’ brieven als volgt:

De eerste negen brieven zijn bestemd voor zeven plaatselijke gemeenschappen.

De eerste daarvan, de brief aan de Romeinen, is het bekendst. Die brief heeft grote invloed gehad op het verloop van de kerkgeschiedenis.59)

Volgens Weinreb valt Paulus met deze brief het gedachtegoed van Rome aan, met name de overtuiging dat alles aan wetten onderworpen is. Onder invloed van dat denken werd zelfs de Thorah als een wet beschouwd. Daar tegenover zet Paulus dan het evangelie van Jezus.60)

In veel van Paulus’ brieven is “het lichaam van (Jezus) Christus” een belangrijk thema. Eerder noemde ik Jezus Gods “Evangelie”, Gods “goede boodschap in vlees en bloed”. Van die goede boodschap, van dat vlees en bloed, mogen wij volgens Paulus deel uitmaken. Jezus is Gods “nieuwe mens”, de mens zoals God hem bedoeld heeft. Als wij deel uitmaken van Jezus, zijn ook wij “nieuwe mensen”, mensen zoals God ze bedoeld heeft.

De brieven aan de Efeziërs, Filippenzen en Kolossenzen schreef Paulus vanuit de gevangenis. Deze zijn net als de andere zes brieven geadresseerd aan een gemeenschap waarin zowel joodse als niet-joodse christenen samenkomen.

De tiende brief, de brief aan de Hebreeën, is echter voor joodse christenen bedoeld. Hoewel er in deze brief sprake is van een andere schrijfstijl, wordt hij in de christelijke traditie toch aan Paulus toegeschreven.

In deze brief wordt Jezus beschreven als de hogepriester die het voor mensen mogelijk maakt om naar God terug te keren.

Tenslotte volgen nog vier brieven aan personen. De eerste drie schreef Paulus aan zijn leerlingen Timoteüs en Titus. In deze brieven gaf hij hen raad bij het leiden van een christelijke gemeenschap.

3.7. Acht schrijvers

Volgens de christelijke traditie is het hele Nieuwe Testament geschreven door acht personen, namelijk Matteüs, Marcus, Lucas, Johannes, Petrus, Paulus, Judas en Jacobus:

Matteüs, Marcus, Lucas en Johannes zijn de evangelisten. Lucas heeft daarnaast nog het boek Handelingen geschreven en Johannes drie brieven en het boek Openbaring.

Matteüs en Johannes zijn apostelen.

Marcus is een leerling van de apostel Petrus, de schrijver van twee brieven en Lucas is een leerling van de apostel Paulus, de schrijver van veertien brieven. In het evangelie van Marcus kun je dus de invloed van Petrus bespeuren en in het evangelie van Lucas de invloed van Paulus.

De brief van Judas lijkt sterk op de tweede brief van Petrus. Dus Judas en Petrus staan met elkaar in verband.

De brief van Jakobus heeft elementen van het evangelie van Matteüs in zich. Dus Jakobus en Matteüs staan ook met elkaar in verband.

Wanneer ik die gegevens bij elkaar breng, krijg je het volgende schema:

In het oosten, de kant van Juda, staan Matteüs en Jacobus.

Het evangelie van Matteüs en de brief van Jacobus zijn beiden gericht op joodse christenen. Bij beiden staan de geboden van de Thorah dan ook helemaal centraal.

In het evangelie van Matteüs waarschuwt Jezus ervoor dat hij niet gekomen is om de Thora en de Profeten af te schaffen, maar om de Thorah tot de kleinste onderdelen te vervullen.61)

Matteüs ordent Jezus’ woorden in vijf redevoeringen. Vijf is het getal van de vijf boeken waaruit de Thora bestaat. Jezus is bij hem dus in de eerste plaats een leraar van de Thorah.

Ook Jacobus, de leider van de joods-christelijke gemeente in Jeruzalem, benadrukt het belang van goede werken. Zonder die werken is het geloof volgens hem dood.62)

Matteüs en Jacobus zijn dan ook door en door joodse boeken.

In het oosten, de kant van Jozef, staan Lucas en Paulus. Het evangelie van Lucas laat een Jezus zien, die niet alleen gericht is op zijn leerlingen en zelfs niet alleen op het joodse volk. In het verhaal van de barmhartige Samaritaan, voert hij zelfs een vijand van de joden op, om wetgetrouwe joden iets te leren.

In Lucas’ boek Handelingen wordt het evangelie ook aan niet-joden verkondigt. Lucas besteed veel aandacht aan Paulus, de apostel voor de niet-joden.

Paulus schreef zijn brieven voor een groot deel voor niet-joodse christenen. Om in Jezus te geloven, hoeven ze volgens hem niet te leven als de joden. In één van zijn brieven zegt hij dat God bij mensen die in hem geloven het kwade niet in rekening brengt. Hij lijkt daarbij helemaal in te gaan tegen Jacobus.63)

In het zuiden, de plek van het onbewuste, staan Marcus, Petrus en Judas.

In zijn evangelie laat Marcus zien dat Jezus uiteindelijk helemaal alleen is. Zelfs Petrus, zijn belangrijkste leerling, durft niet voor hem uit te komen. Volgens de christelijke traditie heeft Marcus voor zijn evangelie Petrus’ preken als bron gebruikt. In die preken geeft Petrus dus een hard oordeel over zichzelf en de andere leerlingen. Niemand van hen heeft toen Jezus op aarde leefde ook maar iets van zijn boodschap begrepen.

Om Jezus’ boodschap te begrijpen kun je niet afgaan op wat je hoort en ziet. Daarvoor moet je geloven in het Woord van God. In één van zijn brieven gebruikt Petrus het beeld van een zuigeling die dat Woord als melk opdrinkt.64) Het gaat hier dus om iets onbewusts.

In het noorden, de plek van het bewuste, staat Johannes.

Johannes roept zijn lezers op van elkaar te houden, zoals Jezus dat geleerd heeft.65) Deze liefde is iets heel concreets. In Jezus is Gods waarheid vlees en bloed geworden.66)

In het Nieuwe Testament vind je dus heel wat spanningsvelden. Sommige uitspraken lijken elkaar zelfs uit te sluiten. In de kerkgeschiedenis zijn daar vele kerken om gescheurd. Er zijn echter zoveel lijnen tussen de afzonderlijke Nieuwtestamentische boeken gespannen dat je het toch kunt zien als een éénheid.

4. Verwante documenten

Het hoofddocument voor dit document met vragen is:

Andere documenten met vragen zijn:

1)
Meer informatie vind je in het Etymologisch Woordenboek van het Nederlands van M. Philippa en anderen.
6)
Hebreeuws is de taal van deze Bijbel. Eén woord uit het boek Genesis, één vers uit het boek Jeremia en delen van de late Bijbelboeken Daniel en Ezra zijn echter in een zustertaal van het Hebreeuws geschreven, namelijk Aramees.
7)
Zie Weinreb, F (1993) Het mensbeeld in de Kabbala, p. 34.
9)
Voor veel christenen is deze Bijbelse rivier een beeld van de dood. In zijn boek Een christenreis naar de eeuwigheid noemt John Bunyan deze rivier de “doodsjordaan”.
10)
In de christelijke Bijbel is het boek Samuël gesplitst in de boeken 1 Samuël en 2 Samuël.
13)
In de christelijke Bijbel is het boek Koningen gesplitst in de boeken 1 Koningen en 2 Koningen.
14)
Meer over de Bijbelse symboliek van de windrichting vind je in Bijbelse windrichtingen, Elke klinker heeft een windrichting en Twee Messiassen.
15)
Zie voor dit alles Weinreb, F, Profetieën en de Tempel, p. 1, 2, 9-16.
16)
Zie Weinreb, F (1970) Mozes, Pesach, Ruth & Job, p. 41-46.
17)
In de christelijke Bijbel is het boek Ezra gesplitst in de boeken Ezra en Nehemia.
18)
In de christelijke Bijbel is het boek Kronieken gesplitst in de boeken 1 Kronieken en 2 Kronieken.
20)
Jitro, beter bekend als Jetro is de Bijbelse schoonvader van Mozes. Zie Exodus 3:1.
21)
In het boek Numeri wordt Bileam door een Moabitische koning ingehuurd om het volk Israël te vervloeken. Zie Numeri 22, 23 en 24
22)
Zie Weinreb, F (1970) Mozes, Pesach Ruth & Job, Het boek Job, p. 47, 48.
24)
Zie paragraaf 2.4.
25)
In 1 Samuël 25:1 wordt echter al gesproken over Samuëls dood. Volgens de Talmoedische commentaren hebben de profeten Gad en Natan zijn boek voltooid.
26)
Zie ook De geliefde.
27)
Zie Rutten, Matthijs (1991) Om mijn oorsprong vechtend. Origenes ofwel het optimisme van een mysticus, p. 145.
28)
Snijders, Dr. L.A. (1984) Spreuken. Een praktische bijbelverklaring, p. 73.
29)
Het woord Salomo bestaat uit de letters sjīn, lamèd, mēm en . In getallen is dat 300 + 30 + 40 + 5 = 375.
30)
Zie Weinreb, F (1979) Prediker, p. 13-16.
35)
De uitzondering is Lucas, maar zelfs daar zijn de meningen tegenwoordig over verdeeld.
36)
Zie Willigenburg, Theo van; Dubink, Joep (2007) Van aanschijn tot zaaizaad. In gesprek met de vertaler van de Naardense Bijbel, p. 54, 55.
37)
Het woord “apostel” komt van het Griekse woord apostolos, wat ‘gezant’ betekent. Een apostel is een gezant van Jezus, iemand die Jezus heeft uitgezonden om zijn evangelie aan de mensen te verkondigen.
38)
Meer hierover vind je in Naar de woning van God.
41)
Bartelink, G.J.M. (2001) Hieronymus als exegeet, p. 212, 213.
44)
Augustinus, Aurelius (2012) Vier evangelisten, één evangelie, p. 43, 44.
45)
Zie Weinreb, F (1975) Anthropologie II, p. 122.
46)
Zie paragraaf 2.4.
47)
David bestaat uit de letters dalèth, waw en dalèth. De getalswaarden van deze letters zijn respectievelijk 4, 6 en 4 en dat is samen 14.
48)
Christus is de Griekse vertaling van het Hebreeuwse woord Messias.
59)
Denk alleen maar aan de bekering van Augustinus en van Luther.
60)
Meer hierover vind je in Wet en evangelie.