Site-hulpmiddelen

Gebruikershulpmiddelen


Niet lezen maar kijken

1. Is boeken lezen uit de tijd?

1.1. Leesvoer en kijkspul

Volgens een brochure van het Sociaal en Cultureel Planbureau besteedden wij, Nederlanders, in 2011 44% van onze vrije tijd aan het gebruik van media. Van die tijd keken we 67% naar de tv, zaten we 19% achter de computer en lazen we 12% een krant, een tijdschrift of een boek.

In 1975, toen er nog geen computers waren, besteedden we 39% van onze vrije tijd aan het gebruik van media. Van die tijd keken we 55% naar de tv en lazen we 33% de krant, een tijdschrift of een boek.

“Lezen” gaat het dus steeds meer verliezen van “kijken”.1) Zelfs typisch “leesvoer” staat tegenwoordig vol met “kijkspul”.

Beelden hebben nogal wat voordelen die woorden niet hebben:

  1. Onze hersenen kunnen beelden veel gemakkelijker opnemen dan woorden. Woorden zijn abstract, dus daar moet ons brein eerst een plaatje van maken. Beelden zijn echter al concreet. Die hoeven niet meer omgezet te worden.2)
  2. Dat maakt beelden ook opwindender. Beelden kunnen ons meteen raken in onze emoties.3)
  3. Beelden informeren ons in een moordend tempo. Volgens een recent Amerikaans onderzoek kunnen onze hersenen binnen 13 milliseconden een beeld verwerken. In een seconde zijn dat dus tachtig beelden.4) In diezelfde seconde hebben we nog maar twee en een half woord van een tekst verwerkt.

In een tijd waarin we overspoeld worden met informatie5) is de keuze dan gauw gemaakt.

Lezen kost meer moeite, verveelt sneller en vergt meer tijd van je dan kijken.

Het is tegenwoordig sowieso al moeilijk om “bij te blijven”. We zappen van het ene tv-kanaal naar het ander, klikken van de ene website naar de andere, switchen van de ene bezigheid naar de ander om maar niets te hoeven missen. Om ons dan voor langere tijd te concentreren op een boek is een grote opgave.

Waar halen we dan de tijd en energie vandaan om de Bijbel te lezen, een stokoud boek van dik over de 1000 pagina’s tekst? Om nog maar te zwijgen over de eindeloze rijen joodse en christelijke boeken die geschreven zijn om ons te helpen die Bijbel te begrijpen.

Kunnen we zo’n oceaan van woorden nog wel behappen?

1.2. De omslag van woorden naar beelden

In zijn boek Amusing Ourselves to Death: Public Discourse in the Age of Show Business uit 1985, legt de Amerikaanse communicatiewetenschapper Neil Postman uit hoe de omslag van woorden naar beelden zich in zijn land voltrokken heeft.

Van de 17e tot ver in de 19e eeuw bestond er in Amerika een ware leescultuur. Veel mensen besteedden een belangrijk deel van hun vrije tijd aan het vergaren van informatie door middel van boeken. Een landarbeider die Shakespeare las, was geen ongewoon verschijnsel.

Door kennis tot zich te nemen, betraden de lezers een betekenisvolle wereld, een wereld waarin alles naar alles verwijst. Dat geldt voor het boek dat ze op dat moment lazen, maar ook voor boeken in het algemeen. Elk boek staat namelijk in verband met andere boeken, boeken die daarvóór al geschreven zijn.

Boeken, zegt Postman, zijn bijdragen aan het grote gesprek tussen schrijvers van vroeger en schrijvers van nu. Het gaat hier dus om een doorgaande geschiedenis, een geschiedenis waarin waarheidsvinding centraal staat.

Omdat mensen gewend waren om grote lappen tekst door te nemen, was hun concentratievermogen groot.

Postman schrijft dat het in het midden van de 19e eeuw niet abnormaal was om een uur naar de rede van een presidentskandidaat te luisteren, vervolgens nog anderhalf uur naar de rede van zijn tegenstander, om tenslotte nog een half uur naar het weerwoord te luisteren. Op grond van die redes waren de luisteraars in staat een weloverwogen keuze voor een nieuwe president te maken.6)

Een stuk verder in het boek beschrijft Postman het tv-debat aan de vooravond van de presidentiële verkiezingen van 1984. De presidentskandidaat had vijf minuten de tijd om zijn zegje te doen, waarna zijn tegenstander hem een minuut lang van repliek kon dienen. Die tijd was natuurlijk veel te kort om de dingen serieus uit de doeken te doen. Maar dat maakte niet uit, want het ging om het beeld dat de mannen uitstraalden. Wie er het beste uitzag, wie het eerste van zijn stuk werd gebracht, wie de leukste grappen maakte.7)

Wat was er gebeurd?

Volgens Postman zijn de veranderingen begonnen door twee uitvindingen in het midden van de 19e eeuw:

  1. De telegraaf van Morse.
  2. De fotografie.

Deze uitvindingen hebben eind 19e eeuw de krant veranderd.

De telegraaf maakte het mogelijk om snel informatie van een grote afstand door te sturen. Daardoor konden kranten met streeknieuws uitgroeien tot kranten met nieuws uit verre landen.

Dat nieuws heeft echter twee problemen:

  1. Het heeft niets te maken met je leven hier en nu.
  2. Het blijft “in de lucht hangen” omdat je de situatie daar niet kent.

Het eerste probleem wordt opgelost door het nieuws een ander doel te geven, namelijk amusement. Voortaan gaat het erom of het nieuws spannend of leuk is. Om de aandacht van de lezer te trekken wordt gebruik gemaakt van slagzinnen.

Het tweede probleem wordt opgelost door een foto. Een foto geeft het nieuws namelijk een gezicht. Samenhang krijgt het nieuws er niet door. Een foto kan alleen een stukje van de werkelijkheid laten zien.8)

De verschuiving van een leescultuur naar een beeldcultuur is hier begonnen.

1.3. Een totaal andere wereld

Toen in het begin van de 20e eeuw de tv opkwam, kwam de verschuiving echter pas goed op gang. Sindsdien wonen we in een “beeldenwereld” en dat is iets heel anders dan een “woordenwereld”:

Woorden moeten wat betékenen. Beelden moeten aantrékkelijk zijn. Woorden moeten ons wat léren. Beelden moeten ons verrassen, ontroeren, amuseren.

Woorden plaatsen ons in een gedachtewereld waarin alles met alles samenhangt. Beelden confronteren onze emoties met één van de vele feiten. Feiten die nooit een samenhangend geheel kunnen vormen.

Woorden plaatsen ons in een doorgaande geschiédenis. Beelden vangen ons in een eeuwig wisselend nú.9)

De omslag van woorden naar beelden bracht dus heel wat met zich mee. Dat ging dus veel verder dan het vervangen van een oude manier van informeren door een nieuwe manier van informeren.

We zijn gaan leven in een totaal andere wereld.

1.4. Ieder is zijn eigen tv

Toen Postman zijn boek schreef, was er nog geen internet.

Internet heeft ons volgens mij nog sterker in de beeldenwereld getrokken dan de tv. Bij de tv blijft het eenrichtingsverkeer. De tv zendt beelden naar óns uit en niet andersom. Bij internet is het tweerichtingsverkeer. Daar kunnen wij ook zélf beelden uitzenden. Iedereen is daar zijn eigen tv.

Ik denk dan met name aan de sociale media.

In de volgende afbeelding zet ik de ontwikkeling van boeken naar internet nog even op een rij:

2. Kan een oud boek als de Bijbel je nu nog raken?

2.1. De opmars van het gevoel

In paragraaf 1.1 schreef ik dat onze hersenen beelden veel sneller opnemen dan woorden.

In een seconde kun je slechts twee en een half woord opnemen. Woorden moet je namelijk eerst lezen. Dat doe je bewust. Beelden hoef je alleen maar te bekijken. Dat gaat zo snel dat je je daar niet eens bewust van bent. In een seconde kunnen je hersenen wel tachtig beelden opnemen.

Over dingen waarvan je je bewust bent, denk je na. Daarna kun je er ook een gevoel bij krijgen. Dingen waarvan je je niet bewust bent, roepen echter rechtstreeks gevoelens op. Je verstand speelt hier geen rol bij.

Lezen en kijken zijn dus totaal verschillend.

Als je leest, leef je in een gedachtewereld. Een gedachtewereld is een wereld van abstracties, van algemeenheden, want alleen daar kun je over nadenken.

Algemeenheden kun je niet zien. De mens bijvoorbeeld, kun je niet zien. Een mens wel.

Die algemeenheden staan allemaal met elkaar in verband. Daardoor krijgen ze betekenis. Als je ze uit hun verband rukt, verliezen ze hun betekenis.

De wereld die je kunt zien is een heel andere wereld. Daarin bestaan geen algemeenheden, maar alleen bijzonderheden. De mens bestaat daar niet. Wel een mens en een andere mens en nog een andere mens, enzovoort.

In die wereld is er niets dat precies hetzelfde is als iets anders. Bovendien verandert daar alles om de haverklap. In zo’n warboel kun je geen verbanden leggen. Daar is je denken machteloos. Daar kun je alleen maar voelen.

Een omslag van lezen naar kijken is dus ook een omslag van denken naar voelen.

Die omslag is nu volop aan de gang. Voelen is een ander woord voor leven geworden. Zolang er dingen zijn die je raken, die je opwinden, weet je dat je leeft. Als je alleen maar aan dingen dénkt, sta je aan de zijlijn, dan leef je niet echt, dan is je leven van papier.

De eerste mensen die het gevoel centraal zetten, hoorden bij de culturele elite van de 19e eeuw. Bij hen begon de Romantiek.

In de tweede helft van de 20e eeuw werd die Romantiek een massabeweging. Eerst ging de jeugd om en tegenwoordig ziet vrijwel iedereen in de westerse wereld het belang van persoonlijke gevoelens in. Die trend wordt ook wel postmodernisme genoemd.

2.2. Protestanten in vuur en vlam

Wat moet je in een postmoderne tijd nog met een oud boek als de Bijbel? Is dat geen duf verhalenboek van vroeger?

Vroeger vond men dat in ieder geval niet. Ook al leefde men toen in een leescultuur, denken is niet alles wat de klok sloeg. Daar begon het wel mee, maar daarna moest ook je gevoel erbij komen.

Dat merk je bijvoorbeeld bij de protestanten. Protestanten hebben de naam “koele” denkers te zijn, maar zij zijn eeuw na eeuw door de Bijbel in beroering gebracht.

Het protestantisme is in de 16e eeuw op gang gebracht door Maarten Luther, Johannes Calvijn en andere reformatoren en maakte talloze Noord-Europeanen enthousiast voor de Bijbel.

In de 17e eeuw was het eerste vuur echter gedoofd en kibbelden theologen met elkaar over de protestantse leer. Verontrustte protestanten wezen er toen op dat een godsdienst zonder gevoel een dode godsdienst is. Hun volgelingen worden wel piëtisten genoemd. In Nederland noemen we zulke protestanten Bevindelijk Gereformeerden.

Zelf ben ik binnen deze beweging opgegroeid. Ik herinner me nog predikanten die met zoveel gevoel over de Bijbel konden preken dat vele luisteraars hun ogen niet droog konden houden.

In Engeland en Amerika is de ontwikkeling van het protestantisme doorgegaan.

Steeds als daar een godsdienstig lauwe periode was, kwamen er opwekkingspredikers die grote massa’s mensen in vuur en vlam zetten. George Whitefield, een prediker uit de Eerste Grote Opwekking, kon mensen, alleen al door het woord “Mesopotamië” uit te spreken, tot tranen toe roeren.10)

Deze 18e eeuwse opwekking werd in de 19e eeuw gevolgd door de nog massalere Tweede Grote Opwekking.

In beide opwekkingen reageerden vele mensen heel heftig op de Bijbelprediking. Sommigen begonnen luid te huilen of te schreeuwen. Anderen vielen op de grond, waar ze begonnen te stuiptrekken.

De opwekkingspredikers schrokken daar niet van. Zulke mensen waren misschien ontsteld omdat ze zich realiseerden dat het leven dat ze leidden zo weinig leek op het leven waar de Bijbel over spreekt.

Volgens het protestantisme is er een kloof tussen de Bijbelse boodschap en het leven dat wij, mensen, leiden. Die kloof is zo groot dat alleen de “Geest van God”, de “Heilige Geest” hem kan overbruggen.

Volgens Jonathan Edwards, de theoloog van de Eerste Grote Opwekking, brengt de “Heilige Geest” mensen in contact met de Bijbel. Hij opent hun verstand voor dat Boek. En dan gebeurt er ook van alles op gevoels- en op wilsgebied. Mensen worden ánders, gaan ánders leven.

Heftige emoties hoeven er echter niet perse op te wijzen dat God aan het werk is. Het gaat er om dat je verándert. Je krijgt dan de vrucht van de Heilige Geest.

Heftige emoties en andere bijzondere verschijnselen ziet Edwards maar als bijzaken. Bijzaken die op zich nog niets hoeven te betekenen.11)

2.3. Religieuze Romantiek

In 1904 ontstond er een nieuwe opwekking in Wales. Een centrale figuur in deze opwekking was de jonge Evan Roberts, die jaren in de kolenmijnen gewerkt had. De kerkdiensten die hij leidde, waren hoofdzakelijk gebeds- en zangdiensten. De preek stond minder centraal dan bij de vroegere opwekkingen.

De vlam sloeg ook over naar Los Angeles in Amerika. Onder leiding van de zwarte predikant William Seymour begint in 1906, in een gebouw dat gebruikt werd als opslagplaats voor bouwmateriaal, de wereldwijde pinksteropwekking.12)

Net als Edwards en de andere opwekkingspredikers geloofde hij dat de Heilige Geest allerlei veranderingen bij mensen teweeg brengt.

Dat werk wordt bekroond met een speciale ervaring die hij de Doop met de Heilige Geest noemde. Die ervaring gaat gepaard met het spreken van tongentaal.

Behalve tongentaal kun je ook andere gaven van de Heilige Geest ontvangen, zoals het krijgen van profetieën of verrichten van genezingen.

Binnen 3 jaar is de pinksteropwekking over 50 landen verspreid. Eén van die landen is Nederland.13)

In de zestiger jaren bereikt het gedachtegoed van de opwekking de traditionele christelijke kerken. Dit wordt de charismatische beweging genoemd.

In de tachtiger jaren volgt nog een “derde golf”, die begon onder protestanten met een overtuiging die je het beste “Calvinisme-light” kunt noemen.

Een belangrijke figuur in het begin van deze “golf” was John Wimber.

Wimber dacht anders over de “Doop met de Heilige Geest” dan Seymour. Volgens Seymour was dat een ervaring van gevorderde christenen. Volgens Wimber komt de Heilige Geest al in je als je christen wordt. Ook Zijn kracht en Zijn gaven komen dan in je. Met behulp van je geloof kun je die kracht en die gaven gaan gebruiken en ervaren.14)

Eén van Wimbers kerken stond in Toronto. Begin 90er jaren vind daar een uitbarsting van emoties plaats. Sommigen denken dat er een nieuwe opwekking begint, maar anderen vertrouwen het niet.


Deze video toont ons een gedeelte van een kerkdienst in deze heftige periode. We zien mensen schreeuwen, lachen en op de grond vallen en we zien een predikant die “dronken in de Geest” uit de Bijbel leest.

Er gebeurt van alles op gevoelsgebied, maar is hier nog sprake van echt werk van de Heilige Geest?

Toen Paul Gowdy, één van de leiders van de beweging, zelf op de grond viel en spontaan een kinderliedje ging zingen, vertrouwde hij het niet meer. Volgens hem was dat het werk van een heel andere geest, een “boze geest”.

In een open brief op internet schrijft Gowdy dat hij al die tijd in Toronto maar één oproep tot verandering had gehoord. De sfeer was meteen loodzwaar. Men kwam namelijk niet om veranderd te worden, maar om te ‘feesten in de Heer’.

Toen hij in een leidersvergadering zijn zorgen uitte, werd hem gevraagd waarom hij “vrucht”15) verwachtte, als ‘de Heer Zijn gebroken mensen genas?’ God was bezig om ‘Zijn gewonden te herstellen en ons te bevrijden van wetticisme’.

In de 18e eeuw schreef Edwards over mensen die verontrust waren omdat hun leven zo weinig leek op het leven waar de Bijbel over spreekt. De video uit de 90er jaren van de 20e eeuw toont ons echter veel blije mensen en een predikant die God een “fungod” noemt, een God die ons plezier geeft.

Dat motto past natuurlijk prima bij de toen al alomtegenwoordige beeldcultuur, maar in hoeverre wordt het oude Boek van God nog serieus genomen?

2.4. Een Nieuwe Tijd

Er was ook nog iets anders aan de hand. Edwards leefde in een tijd waarin het verstand nog centraal stond. In zijn geval ging het dan om een verstand dat gericht was op de Bijbel als het Woord van God.

In de 90er jaren van de 20e eeuw is het gevoel belangrijker geworden dan het verstand. De Romantiek uit de 19e eeuw is dan een massaverschijnsel geworden.

Een religieuze stroming die in die tijd erg populair is, is de New Age beweging. Deze beweging is een vergaarbak van mensen die op één of andere manier een “New Age”, een “Nieuwe Tijd” aan zien komen, een tijd waarin mensen massaal ervaringen kregen die vroeger alleen bij een spirituele elite voorkwamen.

De New Age Beweging komt niet uit een specifieke religie voort. Eerder is het een vergaarbak van elementen uit allerlei religies.

Sommige New Agers halen uitspraken aan van Jezus, Boeddha of een andere autoriteit van een traditionele religie, maar die spelen daar geen hoofdrol. Waarheid vind je volgens New Agers in de eerste plaats in jezélf. En met “jezélf” wordt dan bedoeld je ”diepste wezen”, datgene in jezelf wat je niet meer kunt beredeneren. Dat diepste wezen is verbonden met dat wat in de religies God of het Goddelijke wordt genoemd.

Een diepste wezen dat op God betrokken is, is op zich niets nieuws. Daar wordt ook in de traditionele religies over gesproken. In New Age kringen denkt men echter dat dit diepste wezen direct doorwerkt in je gevoel. Daarom wordt dat gevoel beschouwd als een bron van waarheid.

In dat opzicht is New Age een door en door Romantisch verschijnsel.

Volgens Wouter Hanegraaff, hoogleraar in de Westerse esoterie, zijn ‘het zelf’ en ‘persoonlijke ervaring’ voor New Agers ‘de enige betrouwbare bron van spirituele waarheid’.16)

Boekenwijsheid wordt echter gewantrouwd.

Volgens Eckhart Tolle, een belangrijke New Age leraar van de laatste tijd, is er altijd maar ‘één spirituele leer’ geweest ‘ook al komt die in allerlei vormen tot ons’. Die leer ‘komt voort uit de enige ware Bron in ons’ en vormt ‘de kern van alle religies’.

Rondom die kern hebben religieuze mensen van alle tijden zoveel rommel geplaatst, dat die leer er vaak helemaal door ‘verduisterd’ is.17)

De grote boosdoener is volgens Tolle het verstand. Dat verstand heeft zelfs het woord “God” ‘betekenisloos’ gemaakt. Het heeft daar een ‘voorstelling’ van gemaakt ‘van iemand of iets buiten je’, een ‘mentale afgod’.18)

Woorden, hoe heilig ook, zijn voor Tolle hooguit ‘middelen om je doel te bereiken’, ‘stapstenen die je zo snel mogelijk achter moet laten’.19)

Tolle raad ons aan onze aandacht te verleggen van ons ‘denken’ naar ons ‘lichaam’. Het ‘energieveld’ dat je daar voelt, brengt je naar je ‘ware natuur’.20) Als je je daar één mee voelt, ben je verlicht.

Verlichting is een ‘natuurlijke’ toestand. Vroeger moest je om daar te komen eerst bergen lijden doormaken, maar dat is voor Nieuwe Tijds mensen niet meer nodig.21)

Tot zover Eckhart Tolle.

Mijns inziens wordt hier een eeuwenoude koers verlegd.

Tot dan toe was God te vinden in het heilige boek. Om dat boek te lezen, moest je je verstand openen. Als dat gebeurde, kon ook je gevoel worden geraakt. New Agers als Eckhart Tolle hebben echter zo weinig vertrouwen in het verstand dat ze het Goddelijke rechtstreeks via het gevoel willen bereiken:

2.5. De Heilige Geest en andere geesten

De Toronto-Blessing heeft met “New Age” op zich niets te maken. De Toronto-Blessing is een verschijnsel in het protestantse Christendom. In bijeenkomsten werd daar nog steeds uit de Bíjbel gelezen. Toch lijkt ook in deze beweging de focus te liggen op wat je in jezélf ervaart. Alleen wordt dat het “werk van de Heilige Geest” genoemd.

Jessie Penn-Lewis, één van de leiders van de opwekking van Wales uit 1904, zou daar mijns inziens echter haar vraagtekens bij zetten. Zij was verontrust over de “geestelijke verschijnselen” die in het kielzog van de opwekking overal de kop op staken.

In haar boek De oorlog tegen de heiligen drukt ze ons, lezers, op het hart om ons verstand te blijven gebruiken. Dat is namelijk de plek waar de Heilige Geest op ons in kan werken.

Als we ons verstand uitschakelen, is de kans groot dat we met “andere geesten” in aanraking komen. “Geesten” die ons niet met de God van de Bijbel verbinden. De emoties zullen er niet minder heftig om zijn en de verschijnselen niet minder opzienbarend, maar met de Bijbelse God heeft het dan niets meer te maken.

Met heftige lichamelijke verschijnselen heeft de Heilige Geest niets te maken. Dat wat de Pinksterbeweging de Doop met de Heilige Geest noemt, is volgens Penn-Lewis iets dat plaatsvindt in onze géést, die in nauwe verbinding staat met ons verstand.22)

Met haar nadruk op het verstand schaart Penn-Lewis zich aan de kant van Jonathan Edwards. Volgens Edwards moeten gevoelens in verbinding staan met het verstand en het verstand met de Bijbel, het Woord van God. Dan pas kun je spreken van christelijke emotionaliteit.

Tot zover mijn reis door de protestantse geschiedenis.

De Bijbel heeft in die geschiedenis heel wat emoties teweeg gebracht. Soms zijn die emoties echter een eigen leven gaan leiden. In recente tijden lijkt dat meer en meer het geval te zijn. Een voorbeeld daarvan is de “Toronto Blessing”. Daarom is het maar de vraag of die in het rijtje van de opwekkingen thuishoort.

3. Kunnen religieuze beelden religieuze woorden vervangen?

3.1. Tv-dominees

De kerken en individuen die uit bovengenoemde protestantse bewegingen voortgekomen zijn of er doorheen gegaan zijn, noemen we tegenwoordig “evangelisch”.

Van midden 80er jaren tot midden 90er jaren was ik zelf lid van een evangelische kerk.

Evangelische christenen hebben altijd veel moeite gedaan om hun niet-christelijke medemensen bekend te maken met de Bijbel. Wanneer die medemensen “tv-kijken” interessanter vinden dan “boeken lezen” wordt dat een probleem. In Postmans tijd hadden een aantal Amerikaanse dominees voor dit probleem een oplossing bedacht. Zij verkondigden de Bijbelse boodschap op de tv.

De beroemde evangelist Billy Graham was daar erg enthousiast over. ‘Televisie’, schrijft hij, ‘is het machtigste communicatiemiddel waarover de mens ooit heeft beschikt. Mijn preken worden door 300 stations in de VS en Canada uitgezonden, zodat ik met één uitzending voor miljoenen mensen meer predik dan Christus in zijn hele leven.’

Graham en zijn collega’s beschouwen de tv als een neutraal medium, die de Bijbelse boodschap zélf ongewijzigd laat.

Volgens Postman is dit echter een vergissing:

Ten eerste willen de tv-kijkers thuis iets aantrekkelijks zien. God is onzichtbaar, dus Hij kan op tv niet vertoond worden. Wat wél vertoond kan worden, zijn mensen die de christelijke boodschap verkondigen of daarnaar luisteren. Als die niets aantrekkelijks hebben, haken de kijkers af.

Ten tweede moeten de scherpe kantjes van de boodschap af. Het medium “tv” staat of valt met het brengen van amusement. Een tv-dominee die van zijn kijkers moeilijke dingen vraagt, stoot hen af en laat de kijkcijfers kelderen.23)

Of je het nu wilt of niet, als je je kijkers vast wilt houden, moet je je focus verleggen van God naar Zijn boodschappers en van moeilijke boodschappen naar prettige boodschappen.

Eén van de dominees die goed met het medium “tv” om kan gaan is Kenneth Copeland:


Copeland is geen dominee die vanaf de kansel over de hoofden van de mensen preekt. In de video loopt hij als een cabaretier langs zijn toehoorders, spreekt ze aan, laat ze lachen en houd ze bij de les.

Zijn preek begint met een stukje uit de Bijbel over Jezus die de duivel, de verpersoonlijking van het kwade, van repliek dient door met geloof een Woord van God uit te spreken.

Maar al gauw richt Copeland zich op de toehoorders zelf. Wat Jezus kon, zegt hij, kunnen wij ook.

Als we christen worden, worden we opnieuw geboren,24) worden we geboren uit God,25) krijgen we ‘Gods materiaal, ‘Gods DNA’ in ons. Alles wat Jezus in zich had, is daardoor in de kiem ook in onszelf te aanwezig. Het enige wat we hoeven te doen, is die kiem in ons te laten groeien.

Net als Jezus zijn wij volgens Copeland in principe in staat met geloof woorden van God uit te spreken. Met behulp van dat geloof kunnen we zelfs dingen in de zichtbare wereld veranderen. Armoede en ziekte bijvoorbeeld. Sinds Jezus ons verlost heeft, hebben die namelijk geen recht meer op ons.

Dat dit geloof geen mooie theorie is, wordt geïllustreerd door twee getuigenissen van gelovigen die met ziekte te kampen hadden maar nu weer gezond zijn.

Volgens deze video is geloof iets heel belangrijks. Dit klinkt erg protestants, maar toch zijn er volgens mij een paar wissels omgezet:

Ten eerste sprak een traditionele protestantse prediker eerst over een moeilijkheid. De moeilijkheid dat ons leven híer zo weinig lijkt op het leven waar de Bijbel over spreekt. Pas daarna bracht hij het geloof ter sprake. Copeland spreekt in de video meteen over het geloof en over de geweldige dingen die je daarmee kunt doen.

Ten tweede was geloof voor een traditionele protestant iets voor de dingen die je níet kunt zien,26) de dingen van God. Als de dingen die je wél ziet daarmee in tegenspraak waren, bleef hij daar toch aan vasthouden. In de video gaat het juist om de dingen die je kunt zíen. Om genezingen bijvoorbeeld. Die dingen kun je volgens Copeland met je geloof tot stand brengen.

Met traditioneel protestants geloof kun je niets op tv. Met het geloof waarvan de video spreekt des te meer. Dat geloof brengt namelijk dingen tot stand die wij kunnen zien en ook willen zien.

3.2. Podiumkerken

De invloed van de tv houdt niet op bij de protestantse tv-dominees. Ze heeft ook de inrichting van veel protestantse kerken veranderd.

Als vanouds stond in protestantse kerken de kansel centraal. Op die kansel lag de kanselbijbel, op grond waarvan de predikant zijn boodschap bracht.

Alle zitplaatsen in de kerk waren op die kansel gericht. Daar zaten mensen te luisteren naar wat de predikant hen te zeggen had. Tijdens de preek bevonden zij zich in een wereld die je niet kunt zien, in een gedachtewereld.

Postman spreekt hier over een ‘geestelijke staat’, iets dat ‘los is van deze wereld’, iets dat het kerkgebouw tot een ‘gewijde ruimte’ maakte.27)

In protestantse kerken die men “evangelisch” noemt, heeft men de kansel echter veelal vervangen door het podium. Op dat podium is vooral veel te zien. Muziekbands die popdeuntjes spelen, voorzangers die er goed uitzien, voorgangers die beamers gebruiken om hun vlotte preken te ondersteunen, enzovoort. Dat alles maakt van de kerkdienst een belevenis.

Het is de vraag of je zo’n ruimte nog wel “gewijd” kan noemen. Als je zoveel dingen te zien krijgt, wordt het namelijk erg moeilijk om je nog op een onzichtbare wereld te richten.

3.3. De Bijbel zelf

In de protestantse traditie staat de Bijbel centraal. Maar wat gebeurt er met de Bijbel als hun “kanselkerken” veranderen in “podiumkerken”?

Om die vraag te beantwoorden wil ik een boekje behandelen van iemand die een centrale rol speelt in de “derde golf” van de Pinksteropwekking,28) een “golf” die in 2006 wereldwijd al 325 miljoen aanhangers had, veel meer dan de “eerste golf” en de “tweede golf” samen.29) Het boekje heet ‘Nederigheid’ en de schrijver is C. Peter Wagner.

In zijn boekje bespreekt Wagner een thema dat in de christelijke traditie erg belangrijk was, maar in deze tijd amper meer besproken wordt. Dat thema, nederigheid, noemt hij het ‘minst geanalyseerde’ van alle ‘christelijke deugden’. Het wordt namelijk geassocieerd met ‘onzekerheid’ en ‘tekortkoming’.30)

Wagner verwijst een paar keer naar een gelijknamig boekje van Andrew Murray, een Zuid-Afrikaanse zendeling uit het einde van de 19e eeuw, die Jessie Penn-Lewis31) beïnvloed heeft.

Toen ik beide boekjes naast elkaar legde, vielen mij twee dingen op.

Ten eerste gaan ze anders om met de Bijbel:

Murrays boekje staat vol met Bijbelteksten waarin het woordje “nederigheid” voorkomt. Deze Bijbelteksten verduidelijken elkaar. Zo krijg je een samenhangend beeld van hoe nederigheid daar functioneert.

Ook in Wagners boekje vind je meerdere Bijbelteksten over nederigheid, maar één tekst springt er uit, namelijk Matteüs 23:12b:

wie zichzelf zal vernederen, zal verhoogd worden’.

Het boekje krijgt daardoor eigenlijk twee thema’s, “nederigheid” en het tegengestelde daarvan. Wagner vertelt hoe die thema’s bij hem als kerkleider functioneren en geeft tips aan zijn lezers om deze thema’s deel van hun eigen leven te maken. Hij illustreert dit verhaal met diverse Bijbelteksten.

Murray’s boekje kun je zien als een Bijbelstudie over het woord “nederigheid” en Wagners boekje als een studie over hoe christelijke nederigheid in ons dagelijkse leven kan functioneren, waarbij ook Bijbelteksten ter sprake komen.

In Wagners boekje is de Bijbel dus eerder een middel voor een doel, dan het doel zelf.

Ten tweede gaan ze anders om met het thema nederigheid:

Wagner doet zijn best om zijn lezers duidelijk te maken dat nederigheid niets te maken heeft met ‘verlegenheid’, ‘zwakheid’, ‘jezelf kleineren’ of ‘anderen toestaan over je heen te lopen’. Ook wijst hij erop dat je nederig, maar toch succesvol kan zijn. Juist als je nederig bent, gaat God je succesvol maken. Het woord ‘succesvol’ is volgens hem namelijk ‘nauw verwant met wat de Bijbel ‘verhoogd’ noemt’.32)

Volgens Murray is nederigheid iets natuurlijks voor schepselen. Onze ‘ware adel’, zegt hij, is een ‘leeg vat’ zijn om ‘de heerlijkheid van God te ontvangen, te genieten en te vertonen’.33)

Murray haalt zelfs die vreemde tekst van Paulus aan waarin hij zegt dat hij wil ‘roemen’ in zijn ‘zwakheden’, dat hij behagen heeft in ‘beledigingen’ en ‘vervolgingen’.34) Juist dan, zegt Paulus, is God met Zijn leven en Zijn kracht in hem aanwezig.

Die inwoning van God in ons noemt Murray onze ‘verhoging’.35)

Verhoging is voor hem dus iets geestelijks.

Wagner kan dit begrip echter alleen maar uitleggen in materiële termen. Net als wij leeft hij in een tijd waarin de wereld die we kunnen zien de onzichtbare wereld verdrongen heeft.

Ook het begrip nederigheid is voor Wagner iets concreets. Het wordt dan erg moeilijk om daar niet iets mensonwaardigs in te zien.

3.4. Een nieuwe Islam

In een tijd waarin alles draait om wat we zien, wordt het steeds moeilijker om een boek te lezen. In een boek gaat het namelijk om abstracte zaken, zaken die in de concrete wereld niet voorkomen.36) Bij een heilig boek als de Bijbel komt daar nog iets bij. In dat boek verwijzen alle verhalen namelijk naar een onzichtbaar Wezen, een Wezen dat gelovigen “God” noemen.

Wanneer je de hele dag gebombardeerd wordt door beelden, is de verleiding groot om Bijbelverhalen als pure beeldverhalen te lezen, als verslagen over concrete gebeurtenissen.

Deze filmische manier van lezen wordt wel “fundamentalistisch” genoemd. “Fundamentalistisch” Bijbellezen komt tegenwoordig veel voor, met name bij evangelische christenen.

“Fundamentalisme” is echter niet beperkt tot het Christendom. Het komt ook voor in de Islam. In dat geval gaat het om de lezing van de Koran, het heilige boek van de Islam, en de Hadith, de van leerling op leerling overgeleverde uitspraken van Mohammed, de profeet van de Islam.

Volgens de islamitische traditie zijn er twee soorten deskundigen die je kunnen helpen om deze boeken te begrijpen:

Ten eerste de soefi-sjeiks, degenen die geoefend zijn in het soefisme,37) de islamitische mystiek. Zij geven inzicht in de diepere betekenissen van de Koran en de Hadith. Op basis daarvan begeleiden ze moslims in hun innerlijk leven.

Een klein deel van de Koran38) en vele uitspraken van Mohammed hebben ook praktische waarde. Zij zijn het studieobject van de tweede groep deskundigen, de wetgeleerden. Op basis daarvan voeren zij de sjari’a uit, de op het dagelijks leven toegepaste islamitische wetten.

De soefi-sjeiks helpen je dus om de innerlijke Islam te begrijpen en de wetgeleerden om de uiterlijke Islam te begrijpen. Beiden schreven een enorme hoeveelheid boeken die samen de islamitische traditie uitmaken.

Vandaag de dag is er echter een islamitische stroming die weinig meer op heeft met deze boeken. Deze stroming heet het salafisme.39)

Salafisten geloven dat we terug moeten keren naar de Islam van de eerste drie generaties moslims. Deze vroege moslims noemen zij Al-salaf al-sahih, wat ‘rechtvaardige voorouders’ betekent.

Na die tijd is de Islam volgens hen onzuiver geworden. De enige Middeleeuwse geleerde die zij nog betrouwbaar achten, is Ibn Taymiyya uit de 13e/14e eeuw.

Ibn Taymiyya benadrukte de uiterlijke Islam, de Islam van de sjari’a. Hij had kritiek op de Mongolen, die dan wel moslim waren geworden maar weigerden de sjari’a toe te passen op hun dagelijks leven. Volgens hem kon je hen daarom geen moslims noemen en mocht je hen bestrijden.

Het soefisme mocht van hem wel blijven bestaan, als ze de sjari’a maar niet in de weg stond. De vraag is echter hoeveel er van het soefisme overblijft als je je, net als Ibn Taymiyya, aan de letter van de Koran en de Hadith houdt en daar geen diepere betekenissen meer achter zoekt.40)

Het salafisme begint pas echt bij Abdul Wahhab, een 18e eeuwse, uit zijn ambt gezette wetgeleerde die een verbond sloot met een stamleider die aan de basis stond van het hedendaagse Saoedische koningshuis.

Abdul Wahhab heeft Ibn Taymiyya’s denken geradicaliseerd. Abdul Wahhab was heel kritisch op de volksbeweging die overal in de islam rond de soefi-sjeiks ontstaan was. De graven van gestorven mystici waren bedevaartsplaatsen geworden voor vele moslims. Abdul Wahhab kon zulke moslims niet meer als monotheïsten beschouwen. Ze deden hem denken aan christenen die in hun kerken relieken vereerden.

Moslims waren voor hem slechts zij die in hun praktische leven de letter van de Koran en de Hadith in acht namen. Zij die dat in zijn ogen niet deden, waren ongelovigen en die mocht je bestrijden.

Abdul Wahhabs volgelingen kun je beschouwen als de eerste politieke moslims, de eerste moslims die van hun sjari’a een staatsaangelegenheid maakten.

Minder ver gingen de bewegingen die in de 20e eeuw in Pakistan41), Egypte42) en Iran43) zijn ontstaan. Toch was ook voor hen Ibn Taymiyya een inspiratiebron. Deze bewegingen zou ik “salafisme-light” willen noemen.

Met de 20e eeuwse Al-Albani ontstond het moderne salafisme.

Al-Albani maakte zich zelfs los van de wetschool van de Saoedi’s. Hij beriep zich alleen nog maar op de letter van de Koran en de Hadith en zelfs binnen de Hadith bracht hij een schifting aan. Veel door traditionele moslims geloofde uitspraken van Mohammed verklaarde hij namelijk ongeldig.

In zijn kielzog ontstond een beweging van nieuwe moslims waarvoor de hele islamitische traditie passé was.

Volgens het salafisme kan in principe iedere gelovige moslim zonder hulp van soefi-sjeiks of wetgeleerden de Koran en de Hadith lezen. In hun ogen zijn dat teksten waarin staat wat er staat en waarin alles meteen duidelijk is.

Ook zijn het volgens hen teksten die bedoeld zijn voor de praktijk. Teksten die je direct toe kunt passen op je dagelijkse leven. Moslims die hen daarin niet volgen, verklaren zij tot kafir, tot ‘ongelovig’. Takfir heet dat in het Arabisch.

Daarmee breken ze met de traditionele opvatting dat je geloof iets tussen jou en God is.

Grofweg zijn er drie manieren waarop salafisten vervolgens met die “ongelovigen” om kunnen gaan:

  1. Zich terugtrekken uit de door ongelovigen beheerste samenleving.
  2. Die samenleving met politieke middelen proberen te veranderen.
  3. De wapens opnemen om die samenleving te bestrijden.

De laatste optie is het “jihadisme’’, dat vooral jonge moslims aantrekt. De bekendste jihadistische netwerken zijn Al-Qaida en de daaruit voortgekomen IS.

Traditioneel kent de Islam twee soorten jihād, de “grote jihād” en de “kleine jihād”. De “grote jihād” is de strijd tegen je eigen egoïsme. Dat is dus een innerlijke strijd. De “kleine jihād” is de strijd tegen je onderdrukkers, een strijd die aan zoveel regels gebonden is dat ze nauwelijks voor komt.44)

De jihadisten hebben die regels echter enorm opgerekt. Voor hen is jihād een strijd tegen al degenen die zij ongelovig noemen en een manier om een islamitische samenleving te vestigen zoals zij die voor ogen hebben. IS is daarin tot nu toe het verst gegaan. Traditionele moslimgeleerden over de hele wereld vonden hun opvattingen over takfir en jihād zo verontrustend dat ze een open brief aan hun leider geschreven hebben.

Buiten de islamitische traditie om de Koran en de Hadith toepassen kan dus rampzalige gevolgen hebben.

Dat geldt ook voor de sjari’a.

In staten waarin die tegenwoordig wordt toegepast, worden aan de lopende band mensen gestraft op manieren die in het westen al eeuwen niet meer voorkomen. Volgens soefi-sjeik Hisham Kabbani gaan zulke regimes volledig voorbij aan de bedoeling van de sjari’a. Dat doel is een samenleving waarin barmhartigheid het belangrijkste is.

De Iraanse geleerde Abdulkarim Souroush zegt dat in zijn land de Islam is versmald tot de wet en deze wet tot strafzaken. Om een religie uit te kunnen oefenen is volgens hem vrijheid nodig, maar die wordt op zo’n manier juist onderdrukt.45)

In een goed functionerend islamitisch wetsysteem komen lijfelijke straffen volgens Kabbani nauwelijks voor. Die zijn door zoveel regels omgeven dat het bijna onmogelijk is om ze in praktijk te brengen.46)

De kern van het probleem is volgens mij de manier waarop nieuwe moslims hun heilige boek lezen.

Een heilig boek bevindt zich in een tussenwereld. Een wereld tussen God en de wereld die wij zien. Je kunt de dingen die in zo’n boek gezegd worden niet zomaar toepassen op de dingen in onze wereld. Hoe je dat moet doen wordt je verteld in de traditie. Als je haar aanwijzingen in de wind slaat, is de kans groot dat je ontspoort. In een tijd dat beelden de toon aangeven, kun je dan je heilige boek als een puur beeldverslag gaan lezen. Dat boek wordt dan een onderdeel van de gewone wereld, de wereld die je kunt zien.

Niet toevallig maken juist de radicaalste salafisten zoveel gebruik van de mogelijkheden om beelden uit te zenden. Voor hen is religie iets geworden dat je kunt filmen.

Traditioneel heeft religie echter te maken met dingen die je niet kunt zien.

3.5. Nieuw Christendom

In de vorige paragraaf schreef ik dat er tegenwoordig een islamitische beweging bestaat die in belangrijke punten afwijkt van de traditionele Islam.

Een dergelijk losmakingsproces lijkt nu ook plaats te vinden in het Christendom. In dat geval gaat het om christenen die horen bij de “derde golf” van de Pinksteropwekking.47)

Een belangrijke persoon in deze “derde golf” is C. Peter Wagner.48)

In de 90er jaren viel het Wagner op dat de kerken die het snelst groeide in Afrika, Latijns Amerika en China stonden. In alle gevallen ging het om kerken die niet aangesloten waren bij één van de al bestaande kerken. In deze kerken zwaaiden sterke leiders de scepter, die zichzelf geleid voelden door de Heilige Geest.

Volgens Wagner vond er voor zijn ogen een nieuwe reformatie plaats die net zo ingrijpend was als de reformatie uit de 16e eeuw. Hij noemde dat de NAR, de “Nieuw Apostolische Reformatie”.

Wagner ging zijn best doen om de leiders van die nieuwe kerken, leiders die hij apostelen noemde, met elkaar in contact te brengen. Zo ontstonden er netwerkrelaties tussen hen.49)

Waarom groeiden de kerken van de NAR zo hard? Volgens Wagner kwam dat omdat ze een éénheid vormden. Een éénheid waar ieder actief aan deelnam. De drijvende kracht achter die éénheid was de Heilige Geest. Die had elk kerklid een gave gegeven. Daarmee stelde Hij ieder in staat om op zijn of haar manier een bijdrage te leveren aan de opbouw van de kerk.

Ook leiders gaf Hij gaven. Sommigen stelde Hij in staat om apostelen te worden, anderen maakte hij tot profeten en weer anderen evangelisten, herders of leraars.50)

De kerken van de NAR waren geen traditionele kerken. Traditionele kerken worden geïnspireerd door een eeuwenoude traditie. Zij zijn gericht op het verleden. De NAR-kerken worden geïnspireerd door een visie op de toekomst.51)

Dat is een enorme ommezwaai.

Zelfs evangelische christenen verlangen vaak terug naar een gouden tijd, een tijd waarin de kerk nog levend en krachtig was. Wagner deelt met hen de gedachte dat het al snel helemaal mis ging met de kerk, maar volgens hem is God die kerk de laatste eeuwen weer aan het herstellen.

Hij begon daarmee in de 16e eeuw. Dat was de tijd van de Reformatie. In die tijd heeft God het “geloof” weer onder de aandacht gebracht.

De tweede fase was de Heiligingsbeweging. Daaruit kwamen de Grote Opwekkingen van de 18e en de 19e eeuw voort. In die tijd heeft God de “vrucht van de Geest” weer onder de aandacht gebracht.52)

De derde fase was de Pinksterbeweging in het begin van de 20e eeuw. In die tijd heeft God de “gaven van de Geest” weer onder de aandacht gebracht.53)

De kers op de taart was de NAR in het einde van de 20e eeuw. Dat was de tijd waarin God nieuwe geestelijke leiders aanstelde.

Al die tijd was God bezig om Zijn kerk volwassen te maken. Nu de nieuwe geestelijke leiders er zijn, is de kerk klaar om de wereld tot Jezus te leiden.54) Dit gaat verder dan het “winnen van zieltjes”. Volgens de NAR moet de hele samenleving christelijk worden.

Daarvoor moet eerst een geestelijke strijd gevoerd worden. Een strijd tegen de geestelijke machten die dat niet willen. Wanneer die machten achter slot en grendel zitten, staat er niets meer in de weg om het Koninkrijk van God op aarde te vestigen.

Wat er in de toekomst allemaal gaat gebeuren, weet alleen de Heilige Geest. Zijn profeten deelt Hij daar dingen over mee.

Eén van die profeten is Rick Joyner.

In zijn nieuwjaarsboodschap voor 2009 zei Joyner dat God van plan is om de aarde in een paradijs te veranderen. Om dat mogelijk te maken, moeten eerst de geestelijke krachten die dat in de weg staan bestreden worden.

Wanneer die overwonnen zijn, breekt het “Duizendjarige Rijk” aan. Over dat Rijk wordt gesproken in Openbaring 20:1-6.

De deelnemers aan de geestelijke strijd zullen net als Jezus na zijn opstanding bovennatuurlijke wezens worden en een wereldregering vormen. De rest van de mensen worden hun onderdanen. Die blijven natuurlijke wezens.

Voor het zover is zal eerst een nieuw soort christenen opkomen.

Joyner heeft veel verwachtingen van de jongeren van deze tijd. Die worden volgens hem nu ‘in grote getale’ christelijk. Je zult hen echter niet aantreffen in de duffe bijeenkomsten van traditionele kerken. Daar gaan, zegt Joyner, alleen nog ‘oude mensen en hun ouders’ naar toe. De jonge bekeerlingen kiezen voor iets ‘avontuurlijkers’. Zij kiezen voor het ‘échte kerkelijke leven’, het leven van het ‘genootschap van de edelste, moedigste zielen’.

Dat genootschap is volgens Joyner op 8 augustus 2008 geboren. Het is de ‘achtste kerk’, de kerk die het Koninkrijk op aarde zal vestigen.

Dat suggereert dat er eerst zeven andere kerken waren. Die kerken worden in Openbaring 2 en 3 besproken. De laatste van die kerken is de kerk van Laodicea”.55) Die kerk staat voor de laatste fase van het traditionele Christendom. Het is de kerk die “lauw” is, die nergens meer voor gaat.

De achtste kerk is daar het tegenovergestelde van. Joyner vergelijkt de “kerk van Laodicea” met een rups en de achtste kerk met een vlinder. Rupsen ‘kruipen over de aarde’ en vlinders ‘stijgen daar hoog boven uit’, ‘gedragen door de wind van de Geest’. Die vlinder moet dan eerst uit zijn cocon komen. Dat is de worsteling die volgens Joyner op dit moment in het Christendom plaatsvindt.56)

Van het traditionele Christendom verwacht Joyner dus niets meer. Dat zal verdwijnen. Daarvoor in de plaats zal iets veel beters komen, iets dat God al vanaf de 16e eeuw aan het voorbereiden is, een kerk die in staat is het Koninkrijk van God op aarde te vestigen. Die kerk is de NAR.

In paragraaf 3.4 beschreef ik hoe het salafisme zich los heeft gemaakt van de traditionele Islam. Iets dergelijks gebeurt nu dus ook in het protestantse Christendom. Daar maakt de NAR zich los van het traditionele protestantisme.

Het belangrijkste verschil tussen de NAR en dit traditionele protestantisme is de manier waarop het heilige boek, de Bijbel, wordt gelezen:

Voor traditionele protestanten is de Bijbel een “leesboek”, een boek dat een wereld beschrijft die je niet kunt zien, een wereld die je alleen maar kunt geloven.

Pas aan het “einde van de tijden” wordt die geloofswereld iets wat je ook kunt zien. De Bijbel noemt dat de apokalupsis, de ‘onthulling, openbaarmaking, verschijning’. Alles zal dan worden wat het eigenlijk is. Alles zal dan worden zoals het in de Bijbel beschreven is. Die apokalupsis kan alleen God tot stand brengen.

Voor een NAR-gelovige is de Bijbel meer een “kijkboek”, een film die zich voor je ogen voltrekt.

Die film verschilt niet wezenlijk van wat je in je gewone leven kunt zien. Daarom kun je hem hier ook waarmaken. God heeft je een pakket van mogelijkheden57) gegeven om het eindtijdscenario samen met je medegelovigen te voltrekken. De Bijbel is daarvoor het instructieboek.

3.6. Gods boek en onze wereld

Kunnen religieuze beelden religieuze woorden vervangen?

Op het eerste gezicht zou je denken van wel. Er is namelijk een nieuwe Islam en een nieuw Christendom ontstaan, een Islam en een Christendom dat mediageniek is geworden. En toch gebruiken de nieuwe moslims nog steeds de Koran en de nieuwe christenen nog steeds de Bijbel.

Die Koran en die Bijbel zijn echter heel andere boeken voor hen geworden. Dat zijn geen “leesboeken” meer, maar “kijkboeken”.

Laat ik me beperken tot het Christendom:

In het traditionele Christendom staat de Bijbel centraal. De Bijbel is het Woord van God. In die Bijbel spreekt God Zijn eigen wereld in woorden uit. Als wij, mensen, ons verstand voor die woorden openstellen, kan God dat verstand verlichten. Dit verstand kan vervolgens inwerken op ons gevoel.

Als je iets voelt, gebeurt er iets lichamelijks. Er gebeurt dan iets in de gewone wereld. Even gaat er dan “het doek open”, maar daarna is alles weer zoals het was.

Om het Goddelijke wat langer vast te houden, kun je de Bijbelwoorden ook uitbeelden. In het oude Christendom gebeurde dat bijvoorbeeld met behulp van kunst. Je kunt daarmee het onzichtbare zichtbaar maken. Christelijke kunst kun je lezen. Als je dat doet, kun je ontroerd worden, maar ook dat gaat weer voorbij.

Pas aan het “einde van de tijden” gaat “het doek” voorgoed “open”. Dan zal de wereld van de Bijbel zichtbaar worden.

Met de komst van tv en internet is er een heel ander soort kijken ontstaan. Een “kijken” dat los staat van het “lezen”.

Onder invloed van tv en internet zijn wij steeds meer gaan leven in de wereld van het gevoel en het lichaam, een wereld die los staat van de Bijbelse gedachtewereld.

Christenen proberen de Bijbel vervolgens naar de wereld van het gevoel en het lichaam te halen. Zo ontstaat een nieuw Christendom, dat mijns inziens gedoemd is om te mislukken. De Bijbel is namelijk geen “kijkboek”, maar een “leesboek”.

Religieuze beelden kunnen religieuze woorden niet vervangen. Die komen uit totaal verschillende werelden.

4. Verwante documenten

6)
Postman, Neil (1986) Wij amuseren ons kapot. De geestdodende werking van de beeldbuis, p. 33, 41, 46, 47, 49, 50, 66, 75.
7)
Postman, idem, p. 100.
8)
Postman, idem, p. 69-81.
9)
Postman, idem, p. 82, 89-95, 135, 136.
10)
Postman, Neil (1986), Wij amuseren ons kapot. De geestdodende werking van de beeldbuis, p. 58.
13)
Nelson, Douglas J. (1981) For such a time as this, Preface.
14)
John Wimber, Kevin Springer (1985), Een koninkrijk van kracht. Evangelisatie door tekenen en wonderen, p. 167.
15)
De vrucht van de Heilige Geest.
16)
Hanegraaff, Wouter J, New Age Religion in: Woodhead, Linda, e.a. (2002) Religions in the modern World. Traditions and transformations, p. 259.
17)
Eckhart Tolle (2001) De kracht van het nu. Gids voor een bewust en gelukkig leven, p. 20.
18)
Eckhart Tolle, idem, p. 22, 23.
19)
Eckhart Tolle, idem, p. 19, 96.
20)
Eckhart Tolle, idem, p. 98, 99.
21)
Eckhart Tolle, idem, p. 21, 179, 184.
22)
Penn-Lewis, Jessie en Roberts, Evan (2004) De oorlog tegen de heiligen. Handboek voor de strijd in de hemelse gewesten, p. 70, 254, 255.
23)
Postman, idem, p. 118-124.
27)
Postman, Neil (1086) Wij amuseren ons kapot. De geestdodende werking van de beeldbuis, p. 119, 120.
28) , 47)
Zie paragraaf 2.3.
30)
Wagner, C. Peter (2003) Nederigheid, p. 6.
31)
Meer over Jessie Penn-Lewis vind je in paragraaf 2.5.
32)
Wagner, C. Peter (2003) Nederigheid, p. 37.
33)
Murray, Andrew (2014) Nederigheid, p. 14, 88.
35)
Murray, Andrew (2014) Nederigheid, p. 79-84, 88-90.
36)
Zie paragraaf 2.1.
37)
Meer over het soefisme vind je in het artikel Weg van God van Johan ter Haar.
38)
Minder dan 3%.
39)
Meer over het salafisme vind je in de Youtube filmpjes Wat is het salafisme en Over de populariteit van het salafisme van Herman Beck.
40)
Leezenberg, Michiel (2001) Islamitische filosofie. Een geschiedenis, p. 231-235.
43)
De Iraanse revolutie, geleid door Khomeini.
44)
Meer hierover vind je in het artikel Jihad, Terrorism and Suicide Bombing: The Classical Islamic Perspective van soefi-sjeik Hisham Kabbani.
46)
Meer over de sjari’a vind je in Kabbani’s artikel Understanding Islamic Law.
48)
Zie paragraaf 3.3.
52)
Meer hierover vind je in paragraaf 2.2.
53)
Meer hierover vind je in paragraaf 2.3.
57)
Het geloof, de vrucht van de Geest en de gaven van de Geest.